ECLI:NL:GHAMS:2017:199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 januari 2017
Publicatiedatum
27 januari 2017
Zaaknummer
200.185.594/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vorderingen van appellanten tegen Stichting Participatiekantoor Lamonriville

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, [appellant sub 1] en [appellante sub 2], hebben op 26 januari 2016 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 november 2015, waarin hun vorderingen waren afgewezen. De appellanten hebben in hun memorie van grieven hun vorderingen gewijzigd en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis, met terugbetaling van hetgeen zij op basis van dat vonnis hebben betaald. De stichting, vertegenwoordigd door Stichting Participatiekantoor Lamonriville, en de andere geïntimeerden hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank.

Het hof heeft in zijn tussenarrest van 24 januari 2017 besloten dat, ondanks dat het hof zich voldoende voorgelicht acht om op de zaak te kunnen beslissen, er een comparitie van partijen moet plaatsvinden. Dit is vooral omdat er familiebanden bestaan tussen de betrokken partijen, wat een minnelijke regeling boven een rechterlijke uitspraak prefereert. Het hof heeft aangegeven dat het tijdens deze zitting de mogelijkheden voor een minnelijke regeling en mediation wil onderzoeken. De comparitie zal alleen niet doorgaan als alle partijen unaniem aangeven niet bereid te zijn tot een minnelijke regeling en arrest wensen.

Het hof heeft partijen gelast om te verschijnen voor de raadsheer-commissaris mr. R.J.M. Smit, die de comparitie zal leiden. De zaak is verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata in de maanden maart, april en mei 2017, en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.185.594/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/581985/HA ZA 15-198
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 januari 2017
inzake

1.[appellant sub 1] en

2. [appellante sub 2] ,
beiden wonend te [woonplaats 1] , gemeente [gemeente] ,
appellanten,
advocaat: mr. J de Koning te Amsterdam,
tegen

1.STICHTING PARTICIPATIEKANTOOR “LAMONRIVILLE”,

gevestigd te Amsterdam,
2. [geïntimeerde sub 2]en

3. [geïntimeerde sub 3] ,

beiden wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. S.L. Schram te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en de stichting c.s. genoemd. [appellanten] worden afzonderlijk als [appellant sub 1] en [appellante sub 2] aangeduid, de stichting c.s. afzonderlijk als de stichting, [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] .
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 26 januari 2016 in hoger beroep gekomen van het onder voormeld zaak-/rolnummer tussen hen als eisers en de stichting c.s. als gedaagden gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 november 2015.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven tevens houdende akte wijziging eis, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben geconcludeerd, zakelijk, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het bestreden vonnis zal vernietigen, voor zover hun vorderingen zijn afgewezen, en hun andere vorderingen, zoals in appel gewijzigd, zal toewijzen, met veroordeling van de stichting c.s. tot terugbetaling van wat [appellanten] hun uit hoofde van het bestreden vonnis hebben betaald en met beslissing over de proceskosten.
De stichting c.s. hebben geconcludeerd tot, kort gezegd, bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Motivering van de beslissing

2.1.
Hoewel het hof zich voldoende voorgelicht acht om op de zaak te kunnen beslissen, zal het een comparitie van partijen gelasten vanwege het volgende. Tussen partijen, voor zover natuurlijke personen, bestaan familiebanden. Omdat deze banden, ongeacht de uitkomst van dit geding, niet zullen kunnen worden verbroken, is een voor alle betrokkenen aanvaardbare minnelijke regeling te prefereren boven een rechterlijke uitspraak. Het hof wenst daarom tijdens een zitting de mogelijkheden van een dergelijke regeling met partijen te onderzoeken. Ook zal bij die gelegenheid de mogelijkheid van mediation worden besproken. De comparitie zal alleen dan geen doorgang vinden, indien partijen het hof eenparig te kennen geven tot het treffen van een minnelijke regeling niet bereid te zijn en arrest te wensen.
2.2.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
gelast partijen, [appellanten] , [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3] in persoon en de stichting vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is een regeling te treffen, om met het oog op het hiervoor onder 2.1 omschreven doel te verschijnen voor mr. R.J.M. Smit, die bij dezen tot raadsheer-commissaris wordt benoemd en die daartoe op een nader te bepalen dag en tijdstip zitting zal houden in een der lokalen van het Paleis van Justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam;
verwijst de zaak naar de rol van (twee weken na arrest) voor het opgeven van verhinderdata over de maanden maart, april en mei 2017;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.C.W. Rang en E.M. Polak en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2017.