3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( a) (De rechtsvoorganger van) Parteon verhuurt sinds 19 december 1990 de woning [adres 1] (verder ook: de woning) aan [appellante] .
( b) Artikel 5 van de huurovereenkomst luidt:
“1. Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan bij overeenkomst gegeven bestemming van woonruimte gebruiken.
2. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben.
3. Het is huurder zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk, al dan niet als zelfstandige woning onder te verhuren.
4. (...)
5. Het is de huurder toegestaan of een (1) hond, of een (1) hond en een (1) kat of een (1) of twee (2) katten in het gehuurde te houden. Meer honden en katten zijn niet toegestaan, behoudens – gedurende korte tijd – indien deze dieren jongen hebben gekregen.
(...)”
( c) Parteon verhuurt sinds 16 januari 2007 de woning [adres 2] aan [X] , de zoon van [appellante] . Daarvoor woonde [X] bij [appellante] in de woning.
( d) Parteon heeft de woning aan de [adres 1] al enkele jaren (blijkens de door haar geregistreerde meldingen: sinds juli 2012), in onderzoek vanwege het vermoeden van woonfraude en signalen van overlast. Medewerkers van Parteon zijn veelvuldig op huisbezoek geweest bij de woning, maar troffen [appellante] nooit thuis. Wel troffen zij daar vrijwel altijd [X] en/of diens vriendin met kind aan. Naar aanleiding van haar controles heeft Parteon onder meer het volgende geregistreerd:
- 4 juli 2012 "Memo: op 3 juli in de woning geweest. de zoon en zijn vriendin en kind waren thuis. (…) de woning zag er onverzorgd uit wanden slecht onderhouden. keuken vies (…) de voortuin stond vol met troep. gevraagd of dit volgende week weg kan zijn. (…)
- 8 april 2015 "Memo: langs woning geweest de zoon was in de woning. het schijnt dat zijn vriendin en kinderen ook weer in de woning zijn het was een puinhoop in het huis niet aangebeld. Wel bij een (onleesbaar, hof) buur aangebeld een huurder. (…) Deze is heel bang van de zoon die in de woning woont en durft geen melding te maken. Huurder verteld heel veel overlast te hebben van de honden en de zoon. Het erf is heel smerig en ze kan niet buiten zitten vanwege de stank."
- 22 november 2016: "de woning ziet er onverzorgd uit. (…)"
- 15 december 2016 "Op HB geweest bij een buurman 15 dec. Hij verteld ons dat de moeder van de zoon die er nu woont zeker niet woont hij heeft haar nog nooit gezien. Hij verteld dat iedereen in de straat bang is van de zoon en niets durft te melden bij Parteon. Hij bedreigt mensen en de honden vervuilen de woning en het erf. (…)”
( e) [X] heeft geen vaste baan en vult zijn tijd als “vlogger” en amateur muzikant/rapper onder de naam ‘ [naam] ’ of ‘ [naam] ’. Regelmatig zijn filmpjes van hem op YouTube te zien. Deze filmpjes zijn (deels) gemaakt in of bij de woning.
( f) In ieder geval drie keer zijn de ramen van de woning ingegooid.
( g) Op 15 februari 2017 heeft de politie de woning doorzocht. Zij heeft foto’s gemaakt van wat zij daarbij heeft aangetroffen en op 21 februari 2017 een mutatie-rapport van de huiszoeking opgemaakt. Dit rapport luidt, voor zover van belang:
“Toelichting bij actie
Doorzoeking in de woning op basis van toestemming bewoner. In de woning diverse goederen inbeslaggenomen. De woning was in zwaar vervuilde staat. In de woning troffen wij 11 honden aan. Dit waren 6 volwassen honden en 5 pups. Ras pitbull. De honden zaten in te kleine hokken. Honden in overleg met OM inbeslaggenomen. In de gehele woning uitwerpselen. Stank was niet te harden. Overal vuilnis en ontlasting van de honden. Gehele achtererf was ook voorzien van uitwerpselen. De zolder was nog zwaarder vervuild. Uit oogpunt van onze eigen gezondheid zolder niet doorzocht. Parteon in kennis gesteld en deze imitatie doorgemaild.
Betrokkene [X] , […] (…)”
( h) Op 6 maart 2017 heeft naar aanleiding van voormelde bevindingen een gesprek plaatsgevonden tussen Parteon, [appellante] en de gemachtigden van partijen. Hierbij is door Parteon aan [appellante] te kennen gegeven dat het niet zelf bewonen van de woning wordt beschouwd als woonfraude en is haar meegedeeld dat zij in strijd heeft gehandeld met verschillende verplichtingen uit de huurovereenkomst door het laten bewonen van de woning door [X] , die stelselmatig overlast veroorzaakt en in de woning een hondenfokkerij heeft gehad.
( i) Parteon heeft [appellante] vervolgens geadviseerd om zelf de huurovereenkomst te beëindigen. Dit heeft [appellante] niet gedaan.
( j) In de eerste aanleg van dit kort geding heeft Parteon, voor zover in appel van belang, de ontruiming van de woning door [appellante] gevorderd. Aan deze vordering heeft Parteon, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [appellante] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst heeft geschonden doordat zij al jaren niet zelf in de woning woont, maar [X] daarin woont, de woning ernstig vervuild is en er meer honden in de woning hebben verbleven dan toegestaan. De vordering is bij het bestreden vonnis toegewezen, met verwijzing van [appellante] in de proceskosten.
3.2.1.De
grieven 3 tot en met 7, die gezamenlijk kunnen worden besproken, houden in dat de kantonrechter ten onrechte voldoende aannemelijk heeft geacht, kort gezegd, dat [appellante] ten tijde van de doorzoeking ervan door de politie de woning al geruime tijd niet zelf bewoonde en [X] daarin zijn hoofdverblijf had. Het hof oordeelt als volgt.
3.2.2.Allereerst is het hof – met de kantonrechter – van oordeel dat in het licht van de bevindingen van de politie zoals gerelateerd in het onder 3.1 (g) geciteerde mutatierapport, de bij dat rapport gevoegde foto’s van de woning (waaruit blijkt van de ronduit deplorabele staat ervan), de onder 3.1 (d) genoemde registraties van Parteon en algemene ervaringsregels volstrekt onaannemelijk is dat, zoals [appellante] wil doen geloven, de woning tot 21 januari 2017, de dag waarop [appellante] op vakantie naar Duitsland is gegaan, in een goede/nette staat verkeerde en dat de door de politie op 15 februari 2017 aangetroffen situatie, toen [appellante] nog in Duitsland was, pas is ontstaan na eerstgenoemde datum, dus in een tijdsbestek van nog geen vier weken. Daar komt echter het volgende bij (3.2.3 tot en met 3.2.6).
3.2.3.Het moge zo zijn dat het feit dat medewerkers van Parteon tijdens de veelvuldige huisbezoeken bij de woning sinds juli 2012 [appellante] nooit, maar [X] en/of diens vriendin (met kind) vrijwel altijd aantroffen, kan worden verklaard door de omstandigheden dat [appellante] overdag vaak niet thuis was vanwege haar vluchtelingenopvangactiviteiten in Wormer respectievelijk dat [appellante] onderdak bood aan de (ex-)partner van [X] , [Y] , en haar twee kinderen (de kleinkinderen van [appellante] ), maar [appellante] heeft er geen verklaring voor gegeven dat bij dergelijke huisbezoeken herhaaldelijk is geconstateerd dat de woning er onverzorgd/smerig uitzag (zie de hiervoor onder 3.1 (d) geciteerde geregistreerde meldingen van 4 juli 2012, 8 april 2015 en 22 november 2016), terwijl [appellante] van zichzelf zegt dat zij een nette vrouw is en de woning altijd netjes heeft gehouden.
3.2.4.[appellante] heeft geen redelijke verklaring gegeven (en [X] trouwens evenmin) voor de omstandigheid dat de onder 3.1 (e) genoemde filmpjes (deels) zijn gemaakt in of bij de woning – en niet bij [adres 2] – en dat in ieder geval drie keer de ramen van de woning zijn ingegooid, als zij wel en [X] daar niet woonde. De stelling
“iemand die kwaad van hem wilde heeft toen op internet het adres gegeven waar de heer [X] lange tijd gewoond heeft, namelijk bij zijn moeder en daardoor zijn een aantal jongeren naar zijn woning gekomen en is een keer een ruit en een andere keer 3 ruiten op een avond ingegooid”(appeldagvaarding, sub 15) is in dit verband te vaag en wordt daarom gepasseerd.
3.2.5.In voormeld citaat wordt de woning aangeduid als die van [X] (“zijn woning”). Zou dit nog kunnen worden beschouwd als een eenmalige verschrijving van de advocaat van [appellante] , in de door Parteon overgelegde videofilmpjes (in het bijzonder de op 8 november 2016 respectievelijk 4 maart 2017 online geplaatste) spreekt [X] herhaaldelijk van “m’n ramen” en “m’n deur”, terwijl hij bovendien een daar kennelijk wonende passant als “buurman” aanspreekt. Ook tijdens de terechtzitting in hoger beroep duidde [X] (in het vuur van zijn betoog) de woning aan als “mijn huis”. Voor dit woordgebruik, dat niet past bij een woning waar men weliswaar in het verleden heeft gewoond maar waar men nu slechts nog regelmatig op bezoek is, heeft [appellante] geen enkele verklaring gegeven (evenmin trouwens als [X] ).
3.2.6.[appellante] heeft gesteld dat [X] de door hem gehuurde woning aan [adres 2] al geruime tijd (veel) te klein vindt, alsmede dat de woning aan de [adres 1] veel groter en comfortabeler was dan de eigen woning van [X] , dat de koelkast vol was en dat de woning van alle gemakken was voorzien. Enerzijds wordt hiermee verklaard waarom [X] op de woning is gaan wonen, anderzijds laat deze laatste stelling zich zonder toelichting, die ontbreekt, niet goed rijmen met de stelling van [appellante] dat zij er nooit mee heeft ingestemd dat [X] op de woning zou verblijven zonder dat zij daar aanwezig was.
3.2.7.Aan de voorgaande overwegingen doen de vele door [appellante] in appel overgelegde schriftelijke verklaringen niet af. Het hof acht deze verklaringen, voor zover al relevant, namelijk voor zover daarin wordt gesproken over bezoeken aan [appellante] aan de [adres 1] , in het licht van zijn eerdere overwegingen en in aanmerking genomen de persoonlijke relatie die [appellante] met betrokkenen heeft, onvoldoende om aan te nemen dat [appellante] (en niet [X] ) daar na juli 2012 (de maand van het eerste door Parteon geregistreerde huisbezoek) (nog steeds) haar hoofdverblijf had.
3.2.8.De slotsom is dat het hof van oordeel is dat de kantonrechter terecht voldoende aannemelijk heeft geacht, kort gezegd, dat [appellante] ten tijde van de doorzoeking ervan door de politie de woning al geruime tijd niet zelf bewoonde en niet zij, maar [X] daarin hoofdverblijf had. De grieven 3 tot en met 7 falen dus.