Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.N.V. ENECO BEHEER,
ENECO WARMTENETTEN B.V.
STEDIN LAAGSPANNINGSNETTEN B.V.,
STEDIN SIGNAALNETTEN B.V.,
STEDIN NETWERK GAS B.V.,
STEDIN HOOGSPANNINGSNETTEN B.V.,
1.Het verdere verloop van het geding na verwijzing
2.De verdere beoordeling van het geschil na verwijzing
geenwijziging zouden ondergaan, althans dat de Gemeente in 1992
geenvoorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van wat tussen partijen ter zake zou gelden na inwerkingtreding van een en ander (zie onder meer memorie na contra-enquête van de Gemeente onder 6.2, 6.15-6.18, 6.24, 6.27, 6.29 en 6.30). Voor zover Eneco c.s. bewijs, onder meer door middel van getuigen, hebben geleverd, moet dit derhalve worden beschouwd als tegenbewijs tegen de door de Gemeente te bewijzen stelling.
omdat in het huidige concept van de verordening de status van de netwerkvergunning is erkend, zie ik thans geen aanleiding meer mij te verzetten tegen de invoering van deze verordening.
Ook de bij de netwerkvergunning behorende Infrastructuurregeling zie ik als een regeling, waarmee niet meer wordt beoogd dan de reeds bestaande praktijk betreffende integrale vergoeding van kosten e.d. op basis van het veroorzakersprincipe schriftelijk vast te leggen.” [curs. hof]
grief 4en
grief 5 (grotendeels)slagen. Tegen het oordeel van het gerechtshof ’s-Gravenhage omtrent de in vordering D onder (i) gevorderde verklaring voor recht dat Eneco c.s. contractueel gerechtigd zijn binnen het grondgebied van de Gemeente kabels, leidingen en buizen aan te leggen, te hebben, te onderhouden en uit te breiden, is in cassatie niet (incidenteel) opgekomen, evenmin als tegen het onbesproken laten van
grief 5 (voor een klein gedeelte)en
grief 7(zie respectievelijk rechtsoverwegingen 5.4 en 5.7 van het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage). In samenhang met hetgeen in het tussenarrest reeds is overwogen en beslist, brengt een en ander mee dat de tegen het vonnis waarvan beroep aangevoerde grieven ten dele slagen en ten dele falen.