ECLI:NL:GHAMS:2017:4462

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
23-003573-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2016. De verdachte had op 28 september 2016 een handgeschreven briefje ingediend waarin hij aangaf hoger beroep te willen instellen, omdat hij zich niet had kunnen voorbereiden. Echter, dit briefje bevatte geen grieven tegen het vonnis, dat op 29 september 2016 was uitgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis moet opgeven.

Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte was ontvlucht uit de instelling waar hij was opgenomen. Het hof oordeelde dat de enkele mededeling van de verdachte dat hij zich niet had kunnen voorbereiden, niet als een bezwaar tegen het vonnis kon worden opgevat, omdat het niet duidelijk maakte waarom hij het niet eens was met het vonnis. Bovendien was er geen schriftelijke of mondelinge indiening van grieven na het uitspreken van het vonnis.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, omdat er geen rechtens te respecteren belang was dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigde. De beslissing van het hof werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003573-16
datum uitspraak: 3 oktober 2017
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-021162-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank heeft op 15 september 2016 de zaak ter terechtzitting behandeld en op 29 september 2016 uitspraak gedaan. Op 28 september 2016 is bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een handgeschreven briefje binnengekomen waarop staat dat de verdachte hoger beroep wil instellen omdat hij zich niet heeft kunnen voorbereiden. Zowel op 28 september 2016, als op 29 september 2016, is een akte instellen hoger beroep opgemaakt.
Op 22 december 2016 heeft de verdachte zich ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP) op het adres: [adres]. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte is ontvlucht uit de instelling waar hij was opgenomen.
Het hiervoor genoemde briefje van de verdachte van 28 september 2016 bevat geen grieven tegen het vonnis. Dat kon ook niet, want het vonnis was toen nog niet gewezen. Evenmin is na het uitspreken van het vonnis een schriftuur houdende grieven ingediend, of zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Daardoor heeft de verdachte niet voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis moet opgeven. Het hof is van oordeel dat de enkele mededeling dat de verdachte zich niet heeft kunnen voorbereiden, waarmee hij kennelijk doelt op de terechtzitting in eerste aanleg, niet als een bezwaar tegen het vonnis kan worden opgevat, omdat daaruit niet duidelijk wordt waarom hij het niet met dat vonnis eens is.
Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING

Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.E.M. Röttgering en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2017.