ECLI:NL:GHAMS:2017:4462
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2016. De verdachte had op 28 september 2016 een handgeschreven briefje ingediend waarin hij aangaf hoger beroep te willen instellen, omdat hij zich niet had kunnen voorbereiden. Echter, dit briefje bevatte geen grieven tegen het vonnis, dat op 29 september 2016 was uitgesproken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis moet opgeven.
Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte was ontvlucht uit de instelling waar hij was opgenomen. Het hof oordeelde dat de enkele mededeling van de verdachte dat hij zich niet had kunnen voorbereiden, niet als een bezwaar tegen het vonnis kon worden opgevat, omdat het niet duidelijk maakte waarom hij het niet eens was met het vonnis. Bovendien was er geen schriftelijke of mondelinge indiening van grieven na het uitspreken van het vonnis.
Gelet op deze omstandigheden heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, omdat er geen rechtens te respecteren belang was dat een onderzoek van de zaak rechtvaardigde. De beslissing van het hof werd uitgesproken in de openbare terechtzitting van 3 oktober 2017.