Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
2.Feiten
3.Beoordeling
“Wil jij minimaal € 1.000,- extra omzet per week?”en
“Wil jij € 60.000,- extra omzet minimaal per jaar erbij?”Daarnaast wordt een franchisenemer geciteerd die zich positief over de franchiseformule uitlaat en onder meer zegt 25% meer omzet te hebben gegenereerd sinds de start van de franchise.
…) Vanwege de tegenvallende resultaten van Tot Straks wil ik met onmiddellijke ingang het contract met Tot Straks beëindigen. (…)”
feebij [appellant] in rekening te brengen.
feesvan € 4.993,27, alsmede een schadevergoeding van € 11.163,91. Subsidiair vorderde [appellant] een verklaring voor recht dat hij de overeenkomst bij brief van 22 oktober 2014 rechtsgeldig heeft ontbonden, dan wel alsnog ontbinding van de overeenkomst door de rechtbank op grond van artikel 6:265 BW en veroordeling van Tot Straks tot ongedaanmaking van hetgeen door [appellant] op grond van de overeenkomst aan Tot Straks is voldaan, althans tot terugbetaling van het haar door [appellant] onverschuldigd betaalde bedrag aan
feesvan € 4.993,27 en een schadevergoeding ad € 11.163,91. Meer subsidiair vorderde [appellant] een verklaring voor recht dat Tot Straks in strijd met de jegens [appellant] in acht te nemen zorgvuldigheid zowel onrechtmatig heeft gehandeld als toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst en veroordeling van Tot Straks tot betaling van schade bestaande uit
feesad € 4.993,27 en verdere schade ter grootte van € 11.163,91. Ten slotte vorderde [appellant] Tot Straks te veroordelen tot betaling van de beslagkosten ad € 562,17, de buitengerechtelijke kosten ad € 535,50 en de proceskosten, waaronder de nakosten.
grieven 1 en 2strekken, zo begrijpt het hof, ten betoge dat de rechtbank ten onrechte het beroep van [appellant] op vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling althans ontbinding van de overeenkomst wegens wanprestatie heeft verworpen.
feete kunnen afdragen en dat zij over een aantal maanden niet meer in de zaak zou hoeven meehelpen omdat [appellant] en zij daarvoor dan hun personeel zouden hebben en ii) dat [C] de dochter van [appellant] (kennelijk op 15 of op 23 april 2014) onder meer heeft gezegd, zakelijk, dat [appellant] zeker een hogere omzet zou halen dan € 1.000,= per week en dat zij geen tijd meer zou hebben voor haar eigen dingen omdat ze hard nodig was om te helpen voor Tot Straks. Het hof zal er – ten gunste van [appellant] – van uitgaan dat [appellant] deze aan zijn vrouw en dochter gedane mededelingen heeft gehoord. De door [appellant] (als productie 11 bij antwoord in reconventie) overgelegde informatie van Tot Straks, waarop [appellant] zich te dezen mede baseert, is [appellant] niet vóór het sluiten van de overeenkomst verschaft, omdat die informatie – naar uit de desbetreffende eigen stelling van [appellant] bij pleidooi in appel en uit het stuk zelf (dat melding maakt van vijf vestigingen in 2015) blijkt – pas uit 2015 dateert.
doelstellingvan € 60.000,= exclusief btw. Bovendien houdt artikel 24.3 van de overeenkomst, zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld, in dat [appellant] erkent dat Tot Straks geen enkele omzetgarantie kan geven en haar “
dan ook nimmer aansprakelijk[zal]
houden voor tegenvallende bedrijfsresultaten”.
grief 3betoogt [appellant] dat de rechtbank in overweging 4.8 van het bestreden vonnis ten onrechte heeft geoordeeld dat het betoog van [appellant] , dat Tot Straks jegens hem onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij hem ondeugdelijke prognoses heeft verschaft, faalt. Kennelijk doelt [appellant] hier op de afwijzing van zijn meer subsidiaire vordering, zoals onder 3.1 (r) weergegeven.