ECLI:NL:GHAMS:2017:4731
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om schadevergoeding na inverzekeringstelling in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep op een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek werd ingediend door de verzoeker, die schadevergoeding van € 210,00 eiste van de Staat, als gevolg van de ondergane inverzekeringstelling in een strafzaak met het parketnummer 23-003592-16. Het verzoekschrift is op 12 mei 2017 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 21 juni 2017 geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Tijdens de openbare behandeling op 13 oktober 2017 is de verzoeker niet verschenen.
De beoordeling van het hof richtte zich op de omstandigheden van de inverzekeringstelling, die plaatsvond op 22 juni 2016 in verband met een verdenking van overtreding van artikel 208 van het Wetboek van Strafrecht. De verzoeker werd op 24 juni 2016 weer in vrijheid gesteld. Tijdens zijn eerste verhoor ontkende hij te hebben geweten dat het geld vals was, maar in eerdere verklaringen had hij wel degelijk erkend dat hij vals geld had uitgegeven. Het hof concludeerde dat de verzoeker de inverzekeringstelling aan zichzelf te wijten had, gezien zijn bekennende verklaringen.
Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van de verzochte schadevergoeding. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, en de beschikking werd op 27 oktober 2017 openbaar uitgesproken.