ECLI:NL:GHAMS:2017:4926

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
23-002189-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake winkeldiefstal

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 17 november 2017 in de zaak van een verdachte die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 23 maart 2017 te Purmerend, waarbij hij een hoeveelheid etenswaren en twee flessen cola had weggenomen uit een Albert Heijn supermarkt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof oordeelde dat de bewezenverklaring van diefstal van toepassing was. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken geëist. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. Ondanks eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, besloot het hof af te wijken van de eis van de advocaat-generaal en legde een taakstraf van 50 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaren, die niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit binnen de proeftijd.

Het hof baseerde zijn beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002189-17
datum uitspraak: 17 november 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 juni 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-055824-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 november 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 maart 2017 te Purmerend met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid etenswaren en/of twee flessen cola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 maart 2017 te Purmerend met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid etenswaren en twee flessen cola, toebehorende aan supermarkt Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Hij heeft er op die manier blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van het gedupeerde winkelbedrijf, dat hij schade en de nodige overlast heeft berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 oktober 2017 is hij eerder meermalen voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Dit wordt in zijn nadeel gewogen.
Het hof heeft gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd aan verdachten die vaker (winkel)diefstallen plegen. Gelet daarop acht het hof in het geval van de verdachte de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf in beginsel gerechtvaardigd.
Ten voordele van de verdachte houdt het hof bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat verdachte hulp heeft gezocht bij de reclassering, omdat hij naar eigen zeggen niet weet waarom hij zich schuldig maakt aan vermogensdelicten. Daarnaast houdt het hof rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht. Daarom zal het hof afwijken van de door de advocaat-generaal gevorderde straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.M. van der Nat, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 november 2017.
[..]
.