ECLI:NL:GHAMS:2017:5029

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
23/001578-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot gevangenneming in het kader van voorlopige hechtenis na veroordeling voor ernstige misdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2017 in raadkamer een beschikking gegeven over de gevangenneming van de verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam op 26 april 2017 was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren. De advocaat-generaal had op 1 december 2017 een vordering tot gevangenneming ingediend, waarbij hij primair vroeg om de gevangenneming van de verdachte en subsidiair dat deze ingaat op het moment dat de verdachte in een andere zaak in vrijheid wordt gesteld. De raadsman van de verdachte betoogde dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat deze ter openbare terechtzitting behandeld zou moeten worden en niet in raadkamer. Tevens werd aangevoerd dat de verdachte al in voorlopige hechtenis was in een andere zaak, wat volgens de raadsman een vordering tot gevangenneming in deze zaak uitsloot.

Het hof overwoog dat de raadkamer bevoegd is om de gevangenneming te bevelen, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nog niet was aangevangen. Het hof concludeerde dat de advocaat-generaal ontvankelijk was in zijn vordering, omdat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte. De beslissing om de gevangenneming te bevelen werd onderbouwd door de ernst van de feiten, waaronder het medeplegen van voorbereiding van moord in vereniging en verboden wapenbezit. Het hof oordeelde dat de rechtsorde ernstig geschokt zou worden indien de verdachte na een veroordeling voor dergelijke feiten in vrijheid zou worden gesteld. Uiteindelijk werd de gevangenneming van de verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen.

Uitspraak

23/001578-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres [adres],
thans uit andere hoofd gedetineerd in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan,
op de vordering van de advocaat-generaal van 1 december 2017, strekkende tot gevangenneming van de verdachte.

De rechtsgang

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2017 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren met aftrek van voorarrest, tegen welk vonnis hoger beroep is ingesteld bij dit gerechtshof.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. H.O. den Otter.

De beoordeling

Primair heeft de advocaat-generaal de gevangenneming van de verdachte gevorderd zoals weergegeven in de vordering gevangenneming. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de gevangenneming wordt bevolen en deze ingaat op het moment dat de verdachte in de andere zaak in vrijheid wordt gesteld.
De raadsman heeft in raadkamer betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering nu deze ter openbare terechtzitting behandeld zou moeten worden en niet in raadkamer. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de verdachte reeds uit andere hoofde voorlopig gehecht is en er dan geen ruimte is voor toewijzing van een vordering gevangenneming in een andere zaak.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het bepaalde in artikel 75, vierde lid, Sv volgt dat de raadkamer van het hof bevoegd is de gevangenneming te bevelen nu het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nog niet is aangevangen.
Ten aanzien van hetgeen nog meer door de raadsman naar voren is gebracht, overweegt het hof dat in artikel 65, eerste en tweede lid, Sv, niet gelezen kan worden dat gevangenneming niet kan worden bevolen als de verdachte zich reeds voor andere feiten in voorlopige hechtenis bevindt.
Derhalve kan de advocaat-generaal worden ontvangen in zijn vordering.
Gelet op het veroordelend vonnis van 26 april 2017 is het hof van oordeel dat sprake is van voldoende ernstige bezwaren, nu niet op voorhand is gebleken dat dit vonnis klaarblijkelijk op
23/001578-17
een juridische of feitelijke misslag berust.
Daarnaast overweegt het hof – gelet op de aard en ernst van het feit – dat er sprake is van de 12-jaarsgrond en de rechtsorde ernstig geschokt zou zijn indien de verdachte na een veroordeling voor feiten als hier aan de orde, te weten het medeplegen van voorbereiding van moord in vereniging en medeplegen verboden wapenbezit, tot een langdurige gevangenisstraf nu reeds in vrijheid zou worden gesteld.

De beslissing

Het hof:
BEVEELT de gevangenneming van de verdachte voor de duur van 90 dagen.
Deze beschikking is gegeven op 1 december 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. N.A. Schimmel, voorzitter,
mrs. J.L. Bruinsma en V. Mul, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 december 2017,
de advocaat-generaal