ECLI:NL:GHAMS:2017:5029
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevel tot gevangenneming in het kader van voorlopige hechtenis na veroordeling voor ernstige misdrijven
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 december 2017 in raadkamer een beschikking gegeven over de gevangenneming van de verdachte, die eerder door de rechtbank Amsterdam op 26 april 2017 was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven jaren. De advocaat-generaal had op 1 december 2017 een vordering tot gevangenneming ingediend, waarbij hij primair vroeg om de gevangenneming van de verdachte en subsidiair dat deze ingaat op het moment dat de verdachte in een andere zaak in vrijheid wordt gesteld. De raadsman van de verdachte betoogde dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat deze ter openbare terechtzitting behandeld zou moeten worden en niet in raadkamer. Tevens werd aangevoerd dat de verdachte al in voorlopige hechtenis was in een andere zaak, wat volgens de raadsman een vordering tot gevangenneming in deze zaak uitsloot.
Het hof overwoog dat de raadkamer bevoegd is om de gevangenneming te bevelen, aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nog niet was aangevangen. Het hof concludeerde dat de advocaat-generaal ontvankelijk was in zijn vordering, omdat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte. De beslissing om de gevangenneming te bevelen werd onderbouwd door de ernst van de feiten, waaronder het medeplegen van voorbereiding van moord in vereniging en verboden wapenbezit. Het hof oordeelde dat de rechtsorde ernstig geschokt zou worden indien de verdachte na een veroordeling voor dergelijke feiten in vrijheid zou worden gesteld. Uiteindelijk werd de gevangenneming van de verdachte voor de duur van 90 dagen bevolen.