ECLI:NL:GHAMS:2017:5043
Gerechtshof Amsterdam
- Schadevergoedingsuitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv wegens voorlopige hechtenis en verzekering
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 oktober 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die op 31 mei 2016 in verzekering is gesteld en op 9 november 2016 in vrijheid is gesteld, heeft een schadevergoeding van € 13.035,00 gevorderd van de Staat. Het hof heeft het verzoekschrift op 22 maart 2017 ontvangen en na een openbare behandeling op 29 september 2017, waarin de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat zijn gehoord, is de zaak beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak met het bijbehorende parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat-generaal heeft in raadkamer aangegeven dat het verzoek kan worden toegewezen vanaf het moment dat verzoeker op 7 september 2016 ter terechtzitting heeft verklaard. Het hof heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de omstandigheden van het geval en het billijkheidsoordeel omtrent de schadevergoeding. Het hof heeft geconcludeerd dat de schade die verzoeker heeft geleden voor 7 september 2016 voor zijn rekening blijft, omdat zijn keuze om gebruik te maken van zijn zwijgrecht heeft geleid tot een sterkere verdenking.
Voor de periode na 7 september 2016 heeft het hof echter wel gronden van billijkheid aanwezig geacht voor het toekennen van een schadevergoeding. Het hof heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 5.120,00, te betalen door de Staat aan verzoeker. De beslissing is genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter en de griffier de beschikking hebben ondertekend. De beschikking is op 13 oktober 2017 uitgesproken en de tenuitvoerlegging is bevolen.