In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 29 juni 2017 was gewezen. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak in vereniging van fietsen uit een kelderbox. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, die werd vernietigd en opnieuw werd vastgesteld. De verdachte had samen met anderen ingebroken in een kelderbox en twee fietsen gestolen, wat leidde tot schade en overlast voor het slachtoffer. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De kinderrechter had eerder een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren opgelegd, maar het hof oordeelde dat deze straf niet recht deed aan de ernst van het feit. Na het horen van de advocaat-generaal en de verdediging, heeft het hof besloten een deels voorwaardelijke werkstraf van 40 uren op te leggen, met 20 dagen jeugddetentie als alternatief. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming, waaruit bleek dat er geen zorgen waren omtrent de verdachte. Het hof heeft de beslissing genomen om de werkstraf deels voorwaardelijk op te leggen, met inachtneming van de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd.