Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
denktdat [appellant] het slot van de deur die vanuit de hal naar de bedrijfsruimte voet in 2014 zelf heeft vervangen, kan daaraan niet afdoen. Ook sluiten de verklaringen van partijgetuige [geïntimeerde] en de getuige [geïntimeerde] niet naadloos op elkaar aan: op de vraag waarover zij op de avond van 18 februari 2014 met elkaar zouden hebben gesproken, heeft [geïntimeerde] verklaard dat hij denkt “dat het iets met de fundering te maken heeft gehad”, terwijl [geïntimeerde] daaromtrent heeft verklaard dat dit volgens hem “de aanbouw betrof, de kelder of de keuken”. Voor zover in dit verband tijdsverloop een rol zou (kunnen) spelen, lijkt daaraan in dit geval minder belang te moeten worden toegekend, omdat beiden immers wel (heel nauwkeurig kunnen) verklaren dat zij tot uiterlijk 21.30 uur bij elkaar zijn geweest. De (zeer beperkte) verklaringen van de getuigen [X] en [Y] doen aan het voorgaande niet af.
niet limitatievelijst van de (weggenomen) zaken gaat. Eerst thans, bij (nadere) memorie na enquête, heeft [appellant] deze lijst aangevuld en nieuwe producties in het geding gebracht. Daarmee heeft [appellant] op de voet van artikel 130 lid 1 Rv de grondslag van zijn eis vermeerderd. [geïntimeerde] heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat hij deze vermeerdering in strijd acht met de eisen van een goede procesorde. Het hof acht dit bezwaar gegrond, te meer daar [appellant] geen deugdelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij pas in een zo laat stadium van de procedure (in hoger beroep) deze eisvermeerdering heeft gedaan. Het hof zal daarom aan het aldus nader aanvullen van de lijst van de weggenomen zaken en inbrengen van (daarmee corresponderende) facturen voorbijgaan en zich bij zijn verdere oordeelsvorming over dit geschil beperken tot ‘de zaken’ zoals reeds gedefinieerd in het tussenarrest onder 3.2 (dat wil zeggen de in totaal 21 zaken).
3.De beslissing
vrijdag 9 maart 2018 te 11.00 uurin persoon te verschijnen voor mr. D.J. van der Kwaak, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris, in het paleis van justitie aan het IJdok 20 te Amsterdam;
vrijdag 9 maart 2018, en wel
te 13.30 uur;
uiterlijk op 30 januari 2018 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van februari tot en met april 2018 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;