ECLI:NL:GHAMS:2018:1544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
23-001439-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling door een kopstoot met verwerping van noodweer en noodweerexces

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van mishandeling door het toedienen van een kopstoot aan de aangever op 28 juli 2015 te Amsterdam. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij handelde uit noodweer, omdat de aangever met een kettingslot zou hebben gezwaaid. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdediging niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De verklaring van de verdachte werd niet ondersteund door andere bewijsmiddelen, en het hof hechtte meer waarde aan de verklaring van de aangever en de getuige. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, maar het hof vond deze straf onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis. Het hof baseerde zijn beslissing op de ernst van de mishandeling, de omstandigheden waaronder deze plaatsvond, en het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor mishandeling.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001439-16
datum uitspraak: 1 mei 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-185120-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw mr. S. Pijl, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [benadeelde] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met kracht) een (zogenoemde) kopstoot toe te dienen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juli 2015 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door een kopstoot toe te dienen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

In hoger beroep gevoerde verweren

Noodweer(exces)
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het handelen van de verdachte gericht is geweest tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever. Daarbij gaat de verdediging uit van de verklaring van de verdachte, inhoudende dat de aangever met een kettingslot heeft gezwaaid en daarbij de verdachte heeft geraakt. De verdachte voelde zich door deze aanval genoodzaakt om de kopstoot te geven. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat achteraf niet kan worden gezegd dat de verdachte een minder ingrijpend alternatief had moeten kiezen, omdat het gevoel dat de verdachte op dat moment had niet achteraf kan worden gereconstrueerd.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 28 juli 2015 fietste de aangever over de Meteorensingel te Amsterdam. [1] De verdachte stak de weg over en dacht dat de aangever hem aan zou rijden. [2]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat de aangever vervolgens zijn fiets neerzette, een groot slot uit zijn fietstas haalde en er drie rondjes mee vlak langs het hoofd van de verdachte zwaaide. De verdachte is naar voren gestapt en heeft de aangever vastgepakt. Op het moment dat de verdachte de aangever naar beneden trok, raakte het slot hem op zijn hoofd, waardoor hij een hoofdwond opliep. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor een foto van zijn letsel getoond. De verbalisanten zagen op deze foto een bult op het hoofd van de verdachte. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte eveneens een foto van zijn letsel getoond, gelijk aan de foto die hij reeds in eerste aanleg heeft laten zien.
De aangever heeft verklaard dat de verdachte ineens overstak waardoor hij ten val kwam. Toen hij opstond en tegen de verdachte riep of hij niet kon uitkijken, kwam de verdachte naar hem toe en gaf hem hard een kopstoot.
Het gehele incident is door slechts één getuige waargenomen, te weten [getuige] . [getuige] heeft tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat de aangever de verdachte aanreed, waarna de aangever een klap of een kopstoot van de verdachte kreeg. Hij zag de verdachte daarbij van de achterkant. [3] Bij de politie heeft hij verklaard dat hij op 80 meter afstand stond. [4] Het hof hecht op het punt van de aanrijding meer waarde aan de verklaring van de verdachte dan aan de verklaring van [getuige] , aangezien [getuige] op 80 meter afstand stond en de verdachte van de achterkant zag waardoor het goed mogelijk is dat hij het daadwerkelijke contact tussen de fiets van de aangever en de verdachte niet goed heeft kunnen waarnemen.
De lezing van de verdachte vindt geen steun in het dossier. Er is geen enkele aanwijzing dat de aangever met een slot heeft gezwaaid. De mogelijkheid dat de bult die de verdachte heeft opgelopen is veroorzaakt door de kopstoot die hij zelf heeft gegeven, is niet ondenkbeeldig. Een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden was, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, is dan ook niet aannemelijk geworden. Daarmee moet zowel het beroep op noodweer als het beroep op noodweerexces worden verworpen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een man van destijds 80 jaar, door hem een kopstoot te geven. De verdachte heeft met die kopstoot niet alleen pijn veroorzaakt, maar ook een wond van ongeveer 4 centimeter op het voorhoofd van het slachtoffer toegebracht. Deze wond diende te worden gehecht. Het hof neemt het de verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij na de kopstoot – en nadat de aangever als gevolg daarvan op de grond is gevallen – over de aangever heen is gestapt en is weggelopen. Aldus handelend heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De omstandigheden waaronder de mishandeling zich heeft voorgedaan – in het verkeer en tegen een oude man – getuigen van een zeer kort lontje bij de verdachte. Het hof rekent dit de verdachte aan. Anders dan de politierechter heeft overwogen zijn er geen aanwijzingen van enig aandeel in het geweld van de aangever.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 april 2018 is hij eerder ter zake van mishandeling onherroepelijk veroordeeld. In het voordeel van de verdachte laat het hof meewegen dat hij gedurende twee jaren niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De in eerste aanleg opgelegde straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit en het hof zal derhalve een zwaardere straf opleggen. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van
mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 mei 2018.
Mr. N.A. Schimmel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte d.d. 29 juli 2015.
2.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 september 2015.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige S.D. [getuige] d.d. 31 januari 2017.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige S.D. [getuige] d.d. 5 augustus 2015.