In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Zosta Beheer B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Zosta heeft in hoger beroep de ontbinding van de huurovereenkomst met [geïntimeerde] gevorderd, alsook ontruiming van het gehuurde pand en schadevergoeding wegens ongeoorloofd gebruik van de appartementen als hotel. De kantonrechter had de huurovereenkomst gedeeltelijk ontbonden, maar de algehele ontbinding en de vordering tot winstafdracht afgewezen. Zosta heeft grieven ingediend tegen deze afwijzingen. De zaak is behandeld op 29 maart 2018, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De feiten van de zaak zijn als volgt: Zosta heeft een huurovereenkomst met [A] voor twee panden, waarvan één als hotel wordt geëxploiteerd. [geïntimeerde] is als huurder in de plaats van [A] getreden. De gemeente heeft het gebruik van de panden als hotel verboden, wat heeft geleid tot juridische geschillen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering over de vraag of toestemming voor het gebruik als hotel is gegeven. De beslissing over de grieven in het principale appel is uitgesteld tot na de bewijslevering.