ECLI:NL:GHAMS:2018:2043

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
200.214.932/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkoop woning, mededelingsplicht verkoper en onderzoeksplicht koper

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, die een woning hebben gekocht van de geïntimeerden, stellen dat de verkopers tekort zijn geschoten in hun mededelingsplicht met betrekking tot gebreken aan de woning. De koopovereenkomst dateert van 28 oktober 2014, en de woning is op 6 februari 2015 geleverd. De appellanten hebben na de aankoop gebreken aan het dak geconstateerd, die volgens hen al aanwezig waren ten tijde van de koop. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van de appellanten afgewezen en de vordering van de geïntimeerden in reconventie toegewezen. In hoger beroep hebben de appellanten vijf grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de geïntimeerden niet voldoende hebben voldaan aan hun mededelingsplicht. Het hof overweegt dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht, maar dat de appellanten, gezien de ouderdom van de woning en de bijbehorende ouderdomsclausule, ook zelf onderzoek hadden moeten doen naar de staat van de woning. Het hof concludeert dat de geïntimeerden voldoende invulling hebben gegeven aan hun mededelingsplicht en dat de appellanten niet gerechtigd zijn tot opschorting van de betaling van de vordering van de geïntimeerden. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis in conventie en vernietigt de proceskostenveroordeling in reconventie, waarbij de kosten worden begroot op nihil. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.214.932/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 4994363\ CV EXPL 16-12315
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juni 2018
inzake

1.[appellante sub 1] ,

2.
[appellant sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
appellanten,
tevens incidenteel geïntimeerden,
advocaat: mr. A.C.W.K. Tan te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

2.
[geïntimeerde sub 2],
beiden wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. B. Parmentier te Haarlem.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellanten] en [geïntimeerden] genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 13 april 2017 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2017, onder bovengenoemd zaak/-rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers in conventie, tevens verweerders in reconventie en [geïntimeerden] als gedaagden in conventie tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met een productie;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel en akte wijziging reconventionele eis;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben in principaal hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vordering in conventie zal toewijzen en die in reconventie zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten, inclusief nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
[geïntimeerden] hebben in incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover de veroordeling in reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, en deze veroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad zal verklaren, en verder het bestreden vonnis met betrekking tot de proceskostenveroordelingen in conventie en in reconventie zal vernietigen. In principaal hoger beroep hebben [geïntimeerden] geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor het overige.
In principaal en incidenteel appel hebben [geïntimeerden] voorts geconcludeerd dat het hof [appellanten] hoofdelijk en uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van € 1.059,96 ter zake van buitengerechtelijke kosten, alsmede alle kosten van het geding in eerste aanleg en in hoger beroep, waaronder de reële advocaatkosten, nader op te maken bij staat of in goede justitie door het hof te bepalen, met nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
[appellanten] hebben in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten, subsidiair tot matiging daarvan, met – uitvoerbaar bij voorraad – hoofdelijke veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en te vermeerderen met wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.9 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Die feiten komen neer op het volgende.
2.1.
Bij koopovereenkomst van 28 oktober 2014 hebben [appellanten] de in 1926 gebouwde woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning) van [geïntimeerden] gekocht.
2.2.
In de koopovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
Artikel 6. Staat van de onroerende zaak. Gebruik.
6.1
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken (…)
6.3
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: woning (…)
Artikel 20. Algemene ouderdomsclausule
De koper verklaart ermee bekend te zijn dat deze woning meer dan 80 jaar oud is, wat betekent dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden aanzienlijk lager liggen dan bij nieuwe woningen. Tenzij de verkoper de kwaliteit ervan gegarandeerd heeft, staat hij niet in voor de funderingen, de vloeren, de leidingen voor elektriciteit, water en gas, de riolering en de afwezigheid van enig ongedierte cq. schimmels (zoals bijv. houtworm, boktor, zwam etc.)
2.3.
In de bij de koopovereenkomst behorende vragenlijst hebben [geïntimeerden] na te melden vragen als volgt beantwoord:
3.b. Heeft u last van daklekkages (gehad)?
nee
3.c. Zijn er in het verleden gebreken geconstateerd aan de dakconstructie zoals scheve, doorbuigende, krakende, beschadigde en/of aangetaste dakdelen?
nee
3.d. Heeft u het dak al eens (gedeeltelijk) laten vernieuwen c.q. repareren?
ja
3.g. Zijn de dakgoten in orde (bijv. lekkage)?
ja
kilgoot voorzijde wordt vervangen in september
9.h. Is de woning aangetast door houtworm, boktor, ander ongedierte of zwam?
nee
2.4.
Voorafgaand aan de koop van de woning hebben [appellanten] Vereniging Eigen Huis (VEH) opdracht gegeven tot het verrichten van een bouwkundige keuring naar de staat van de woning. [appellanten] hebben daarbij opgegeven dat de algemene staat van het dak een speciaal aandachtspunt was.
In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
Dakbeschot Opmerking(en):
- Oude lekkage plekken
Kapconstructie Geconstateerd:
- zichtbare lekkageplekken
2.5.
De woning is op 6 februari 2015 aan [appellanten] geleverd.
2.6.
Bij brief van 20 april 2015 hebben [appellanten] [geïntimeerden] onder meer het volgende geschreven:
Helaas moeten wij constateren dat wij kort geleden op de volgende gebreken zijn gestuit. (…)
• Rapport loodgieter [X] dd 12 april 2015: ‘…Wij hebben geconstateerd dat er recentelijk een reparatie aan de kilgoot cq dakvlak heeft plaatsgevonden aangezien de panlatten vervangen zijn en de dakbedekking van de kilgoot zich onder deze panlatten bevindt.
Om de situatie goed te kunnen beoordelen hebben wij aan de onderzijde van de kilgoot (waar deze aansluit op de goot) de dakbedekking verwijderd cq omhoog weggebogen. Het hout van de aangrenzende dakvlakken is compleet verrot en hier en daar niet meer aanwezig. Vanuit de goot kijkt met direct in de spouw van de binnen- en buitenmuur.
De kilgoot, zoals deze is aangebracht met dakbedekking, heeft geen keerkant waardoor bij wind water onder de pannen geblazen wordt en alsnog buiten de kilgoot treedt.
Het lood welke voor de aansluiting tussen muur en voorgoot zorg draagt ontbreekt ook. De pannen welke zich in genoemde dakvlakken bevinden zijn hier en daar gescheurd en gerepareerd met Flexim. Tevens ontbreken bij diverse pannen de zijaansluiting (waarop een volgende pan ligt cq aansluit) waardoor water langs de pannen op het dakvlak terechtkomt …’
(…)
De gebreken moeten al aanwezig zijn geweest ten tijde van het sluiten van de koop. Het had op uw weg gelegen om ons hierover te informeren. Nu u dit niet heeft gedaan heeft u uw mededelingsplicht geschonden.
De gebreken zijn dermate ernstig dat wij deze moeten laten herstellen. Wij bieden u de gelegenheid de gebreken te onderzoeken. Gezien het bovenstaande verzoeken en voor zover nodig sommeren wij u de hierboven bedoelde gebreken binnen 8 dagen na heden te (doen) herstellen.
(…) Bovendien stellen wij u reeds nu aansprakelijk voor alle door ons geleden en nog te lijden schade.
2.7.
In opdracht van [appellanten] heeft het Bureau voor Bouwpathologie op 25 augustus 2015 een rapport uitgebracht. Daarin is, kort samengevat, geconcludeerd dat een langdurige lekkage vanuit een kilgoot heeft plaatsgevonden, waardoor vervolgschade is opgetreden in de kapconstructie van de woning. De reeds uitgevoerde herstelwerkzaamheden zijn door de deskundige zowel in omvang als in kwalitatief opzicht als minimaal beoordeeld. Voorts is geconstateerd dat de panlatten, het dakbeschot en tengels zijn aangetast door houtworm.
2.8.
Bij brief van 28 oktober 2015 hebben [geïntimeerden] naar aanleiding van de ingebrekestelling van 20 april 2015 en daarop volgende besprekingen tussen partijen, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [appellanten] :
(…) In de vragenlijst van de makelaar is melding gemaakt van de reparatie die wij recent (april 2014) hebben laten uitvoeren. Deze reparatie betrof het vervangen van door water aangetast hout aan de binnenzijde, in de kamer onder de kilgoot, als gevolgschade van de lekkage die 10 jaar geleden gerepareerd is. (…)
U stelt dat er aan de buitenzijde technische mankementen aan het dak zijn rond en onder de kilgoot. Wij hebben circa 10 jaar geleden een reparatie aan de kilgoot laten uitvoeren, met als doel een lekkage van de kilgoot te stoppen. Deze reparatie is destijds naar behoren uitgevoerd, waardoor de lekkage gestopt is, en niet meer is teruggekomen. Wij hebben deze lekkage van 10 jaar geleden niet expliciet bij verkoop gemeld, omdat het geen usance is om alle gerepareerde gebreken in de periode dat wij het huis in eigendom hadden (18 jaar) te melden, en wij al 10 jaar geen probleem van lekkage op die plek hadden. (…)
Wij waren ten tijde van de verkoop van het huis niet op de hoogte van de verdere technische staat van het dak, zoals u beschreven heeft in uw brief. (…)
Wij willen verder nog memoreren dat de betaling van de eigenaarslasten nog niet is afgewikkeld. Wij hadden nog geen overzicht en berekening gegeven van de eigenaarslasten per overdrachtsdatum, die door ons betaald zijn. (…)
Het betreft een totaalbedrag van € 1500,90.
2.9.
In opdracht van [appellanten] heeft het Bureau voor Bouwpathologie op 27 oktober 2016 een aanvullend rapport uitgebracht waarin de deskundige de herstelkosten voor de geconstateerde gebreken aan het dak, in afwijking van zijn eerdere rapport heeft begoot op een bedrag van € 11.000,=, inclusief btw. Voorts is in het rapport onder meer het volgende opgenomen:
(…) dat de aantasting voor wat betreft het balkhout van de kilkeper, gordingen en stijl omvangrijker was alsook de aantasting van het dakhout. (…)
Tijdens het onderzoek ter plaatse is gebleken dat de gording van de dwarskap, ter hoogte van de zoldervloer, nog een dusdanige aantasting door houtworm vertoonde dat ook deze nog vervangen dient te worden. (…)
Aanvullend op de eerdere rapportage is op het verkregen fotomateriaal van de heer [appellant sub 2] voor ondergetekende duidelijk zichtbaar dat er nog meer recentelijke reparaties aan het dak waren uitgevoerd dan voor ondergetekende bij het eerste onderzoek zichtbaar geweest is. (…) Zichtbaar is dat in de dakconstructie aansluitingen van gordingen op de kilkeper zijn versterkt en aangeheeld met nieuwe materialen die duiden op een recentelijke aanpassing (…)

3.Beoordeling

3.1.
In de eerste aanleg van de procedure hebben [appellanten] gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat [geïntimeerden] tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen en dat zij hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van € 10.100,=, met wettelijke rente. Voorts hebben zij verklaring voor recht gevorderd dat zij de betaling van de vordering van [geïntimeerden] voor teveel betaalde eigenaarslasten hebben mogen opschorten. Alles met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure, met inbegrip van nakosten en wettelijke rente.
[geïntimeerden] hebben in reconventie betaling gevorderd van € 1.240,= wegens teveel betaalde eigenaarslasten voor het jaar 2015.
3.2.
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis de vordering in conventie afgewezen en die in reconventie toegewezen. [appellanten] zijn belast met de gedingkosten, in conventie ter grootte van € 500,= en in reconventie ter grootte van € 200,=, beide bedragen ter zake van salaris gemachtigde.
Daartoe heeft de rechtbank, samengevat, als volgt overwogen.
De vraag welke feitelijke eigenschappen [appellanten] van het pand mochten verwachten, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Als vuistregel geldt dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht. Soms zal op de koper een onderzoeksplicht rusten, bij niet naleving waarvan hem geen beroep op de door hem gestelde tekortkoming zal toekomen wanneer de zaak de door hem vermoedde feitelijke eigenschappen niet blijkt te bezitten. De koper van een bestaande woning zal, afhankelijk van de ouderdom en prijs ervan, tot op zekere hoogte rekening moeten houden met de mogelijkheid van een bepaalde mate van (achterstallig) onderhoud en eventuele aanpassingen aan de eisen van de huidige tijd, ook al zou de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar zijn geweest. Dat partijen dit hebben onderkend blijkt ook wel uit de als artikel 20 in de koopovereenkomst opgenomen ouderdomsclausule. Het enkele feit dat – naar achteraf is gebleken – het dak diverse gebreken vertoont levert derhalve nog geen non-conformiteit op. Dat de gebreken dusdanig ernstig waren dat daardoor het normale gebruik van de woning werd aangetast is onvoldoende gesteld en blijkt ook niet uit de door [appellanten] in het geding gebrachte rapportages. Evenmin is voldoende gesteld of gebleken dat door [geïntimeerden] ter zake de staat van het dak garanties zijn gegeven of dat [appellanten] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs erop mochten vertrouwen dat het dak in perfecte staat verkeerde. Aan [appellanten] kan worden toegegeven dat de vragen onder 3.b en 3.c in de bij de koopovereenkomst behorende vragenlijst minst genomen onvolledig zijn beantwoord, maar dat neemt niet weg dat [appellanten] gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en met name het antwoord op vraag 3.d niet er vanuit mocht gaan dat het dak in perfecte staat zou verkeren. Wat dat laatste betreft hebben [geïntimeerden] voldoende invulling gegeven aan de op hen rustende mededelingsplicht, hetgeen voor Bootsma aanleiding had moeten zijn om nader onderzoek naar de staat van het dak te laten verrichten. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerden] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun contractuele verplichtingen, zodat de vordering in conventie zal worden afgewezen. [appellanten] zijn dan ook niet gerechtigd tot opschorting van de betaling van de erkende vordering van [geïntimeerden] met betrekking tot de eigenaarslasten, zodat de vordering in reconventie toewijsbaar is.
Aldus nog steeds het bestreden vonnis.
3.3.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] met vijf grieven op.
3.4.
De
grieven I tot en met III in principaal hoger beroeplenen zich gelet op hun onderlinge samenhang voor gezamenlijke behandeling.
3.4.1.
De grieven zijn terecht niet gericht tegen de door de kantonrechter bij de beoordeling van het geschil gehanteerde maatstaf in de overwegingen 7 en 8 van het bestreden vonnis. Voor zover [appellanten] erover klagen dat de kantonrechter in overweging 9 de ouderdomsclausule ten onrechte in zijn oordeel heeft betrokken omdat [geïntimeerden] daarop geen beroep hadden gedaan, kan deze klacht hun niet baten. Zij bestrijden immers niet de overweging van de kantonrechter dat de koper van een bestaande woning, afhankelijk van de ouderdom en prijs ervan, tot op zekere hoogte rekening zal moeten houden met de mogelijkheid van een bepaalde mate van (achterstallig) onderhoud en eventuele aanpassingen aan de eisen van de huidige tijd, ook al zou de noodzaak daartoe ten tijde van het sluiten van de koop niet direct zichtbaar zijn geweest. De kantonrechter haalt de ouderdomsclausule slechts aan om tot uitdrukking te brengen dat partijen zich hiervan rekenschap hebben gegeven. Overigens hebben [geïntimeerden] in hoger beroep wel verwezen naar die clausule.
3.4.2.
Met hun stelling dat zij in eerste aanleg geen beroep hebben gedaan op een aantasting van het normale gebruik van de woning en het daarom niet op de weg van de kantonrechter lag daarover een oordeel te vellen, miskennen [appellanten] dat [geïntimeerden] in eerste aanleg herhaaldelijk hebben betoogd dat de gestelde gebreken het normale gebruik van de woning niet aantasten. Dit hebben [appellanten] ook in hoger beroep niet betwist.
3.4.3.
De door [appellanten] gestelde gebreken betreffen gebreken in de strijkkamer aan en rondom de kilgoot, de dakconstructie en het onderliggende dakhout rondom de kilgoot (memorie van grieven, randnummer 5). Niet bestreden is dat daar in het jaar 2004 een lekkage heeft plaatsgevonden, die na de toen verrichte reparatie niet meer is teruggekomen. [geïntimeerden] hebben in 2014 werkzaamheden in de strijkkamer laten uitvoeren om daar gevolgschade van de lekkage uit 2004 te verhelpen.
3.4.4.
[appellanten] hebben aangevoerd dat [geïntimeerden] op de hoogte waren van de in het geding aan de orde zijnde gebreken en dat zij hebben getracht deze met reparaties cosmetisch te verhelpen. [appellanten] betogen dat zij mochten afgaan op de antwoorden in de vragenlijst en dat zij daaruit logischerwijs mochten concluderen dat er geen lekkage en gebreken aan het dak van de woning waren (geweest), er dus ook geen reparaties van enige gebreken waren verricht, dat het dak desondanks al eens was vernieuwd en dus in betere staat verkeerde dan mocht worden verwacht en de kilgoot aan de voorzijde in september 2013 was vervangen, maar dat de dakgoten over het algemeen geen problemen vertoonden.
3.4.5.
Het hof is van oordeel dat [appellanten] aan de vragenlijst niet hebben kunnen ontlenen dat het dak al eens was vernieuwd en dus in betere staat verkeerde dan mocht worden verwacht bij een woning uit 1926, reeds omdat de bevestigend beantwoorde vraag 3d mede ziet op reparatie van het dak. Kennelijk is de in de vragenlijst verstrekte informatie voor [appellanten] (mede) aanleiding geweest om VEH een visuele keuring te laten uitvoeren en daarbij, zoals [geïntimeerden] terecht hebben opgemerkt, het dak als speciaal aandachtspunt te vermelden. Uit het rapport van VEH blijkt dat het dakbeschot oude lekkageplekken vertoonde en de kapconstructie zichtbare lekkageplekken. Aldus zijn [appellanten] (mede) naar aanleiding van de in de vragenlijst verstrekte informatie ervan op de hoogte geraakt dat het dakbeschot en de dakconstructie sporen vertoonden van (oude) lekkage en dat onderliggende gebreken aanwezig konden zijn. [geïntimeerden] hebben er bovendien met juistheid op gewezen dat in het rapport van VEH melding wordt gemaakt van noodzakelijke maatregelen zoals het nalopen, herstellen en vervangen van dakpannen en het vervangen van een zinken kilgoot. De stelling van [appellanten] dat zij logischerwijs tot de conclusie konden komen dat er geen lekkage en gebreken aan het dak waren geweest ontbeert dan ook feitelijke grondslag. Dat zij naar aanleiding van de vragenlijst en het rapport van VEH geen nader onderzoek hebben gedaan naar de staat van het dak en de kilgoot, komt voor hun rekening.
3.4.6.
Gelet op de aanwezigheid van oude/zichtbare lekkageplekken kan voorts niet worden volgehouden dat [appellanten] de, na destructief onderzoek aan het licht gekomen, gebreken aan en rondom de kilgoot, de dakconstructie en het onderliggende dakhout rondom de kilgoot met cosmetische reparaties hebben proberen te verhullen. Evenmin kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, uit de omstandigheid dat eerdere potentiële kopers gewag maken van de bij bezichtigingen van de woning waargenomen rotte vloerbalk ( [A] ) en het aanbrengen van gips aan de dakwand in de strijkkamer ( [B] ) worden afgeleid dat [geïntimeerden] op de hoogte waren van de in het geding zijnde gebreken aan dakconstructie, dakhout en kilgoot.
3.4.7.
Dit betekent dat de kantonrechter terecht heeft overwogen dat [geïntimeerden] voldoende invulling hebben gegeven aan hun mededelingsplicht en dat dit voor [appellanten] aanleiding had moeten zijn om nader onderzoek te verrichten. De grieven falen en de vordering in conventie is terecht afgewezen, die in reconventie terecht toegewezen.
3.5.
Grief IV in principaal hoger beroepbetreft de proceskostenveroordelingen. Nu [appellanten] in conventie en in reconventie in het ongelijk zijn gesteld, zijn zij terecht belast met de proceskosten. De grief slaagt echter voor zover deze opkomt tegen de toekenning van het bedrag van 200,= aan salaris gemachtigde in reconventie, omdat [geïntimeerden] in eerste aanleg niet werden bijgestaan door een gemachtigde, maar in persoon verweer voerden. In zoverre zal het bestreden vonnis worden vernietigd en zal het aan [geïntimeerden] ter zake van gedingkosten verschuldigde bedrag in reconventie worden begroot op nihil.
3.6.
Grief V in principaal hoger beroepheeft geen zelfstandige betekenis en behoeft geen afzonderlijke bespreking.
3.7.
Het hof ziet geen aanleiding [appellanten] toe te laten tot bewijslevering, nu er geen concrete feiten te bewijzen zijn aangeboden die kunnen leiden tot een andere beslissing.
3.8.
De
grief in incidenteel hoger beroepis erop gericht dat het hof de bij vermeerdering van eis in hoger beroep ingestelde vorderingen zal toewijzen. Voor zover het hierbij gaat om het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de veroordelingen in conventie is de vordering toewijsbaar. Dat geldt niet voor het alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de kostenveroordeling in reconventie in eerste aanleg, gelet op hetgeen daarover hiervoor onder 3.5 is overwogen.
[geïntimeerden] wensen ook dat [appellanten] worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Zij gaan daarbij uit van de omvang van de vordering van [appellanten] en de staffel buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering is niet toewijsbaar reeds omdat buitengerechtelijke incassokosten niet plegen te worden berekend over de vordering van de wederpartij, maar over de eigen vordering. Overigens is niet is gebleken dat [geïntimeerden] de in artikel 6:96 lid 6 BW bedoelde aanmaning aan [appellanten] hebben gestuurd. De vordering van [geïntimeerden] is in zoverre niet toewijsbaar.
[geïntimeerden] hebben tenslotte gevorderd dat [appellanten] worden veroordeeld tot betaling van de reële advocaatkosten. Bij gebreke van enige nadere toelichting wordt deze vordering als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
3.9.
De slotsom is dat het bestreden vonnis in conventie wordt bekrachtigd en dat de kostenveroordeling alsnog uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Het bestreden vonnis in reconventie wordt bekrachtigd, met uitzondering van de proceskostenveroordeling, die wordt vernietigd. De proceskosten in reconventie worden alsnog begroot op nihil. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
[appellanten] dienen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij de kosten van het principale hoger beroep te dragen. Nu uit de wet, noch uit de rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit dat [appellanten] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de proceskosten, gevallen aan de zijde van [geïntimeerden] wordt de daarop betrekking hebbende vordering van [geïntimeerden] afgewezen.
[geïntimeerden] zijn de in het incidentele appel grotendeels in het ongelijk gestelde partij en worden belast met de kosten daarvan.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in conventie gewezen;
verklaart de in het bestreden vonnis uitgesproken kostenveroordeling in conventie alsnog uitvoerbaar bij voorraad;
vernietigt het bestreden vonnis voor zover het betreft de kostenveroordeling in reconventie en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in reconventie, aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op nihil;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover in reconventie gewezen voor het overige;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 313,= aan verschotten en € 1.074,= voor salaris en op € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellanten] begroot op € 537,= voor salaris en op € 157,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.M. Polak, L.A.J. Dun en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2018.