In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat door de appellanten is ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellanten, die een woning hebben gekocht van de geïntimeerden, stellen dat de verkopers tekort zijn geschoten in hun mededelingsplicht met betrekking tot gebreken aan de woning. De koopovereenkomst dateert van 28 oktober 2014, en de woning is op 6 februari 2015 geleverd. De appellanten hebben na de aankoop gebreken aan het dak geconstateerd, die volgens hen al aanwezig waren ten tijde van de koop. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van de appellanten afgewezen en de vordering van de geïntimeerden in reconventie toegewezen. In hoger beroep hebben de appellanten vijf grieven ingediend, waarbij zij onder andere aanvoeren dat de geïntimeerden niet voldoende hebben voldaan aan hun mededelingsplicht. Het hof overweegt dat de mededelingsplicht prevaleert boven de onderzoeksplicht, maar dat de appellanten, gezien de ouderdom van de woning en de bijbehorende ouderdomsclausule, ook zelf onderzoek hadden moeten doen naar de staat van de woning. Het hof concludeert dat de geïntimeerden voldoende invulling hebben gegeven aan hun mededelingsplicht en dat de appellanten niet gerechtigd zijn tot opschorting van de betaling van de vordering van de geïntimeerden. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis in conventie en vernietigt de proceskostenveroordeling in reconventie, waarbij de kosten worden begroot op nihil. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het geding in principaal hoger beroep.