ECLI:NL:GHAMS:2018:2061

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
23-000035-17.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straffen en verlenging proeftijd in hoger beroep tegen winkeldiefstal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1998, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en had zich schuldig gemaakt aan twee gevallen van winkeldiefstal in vereniging. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. De proeftijd werd verlengd met één jaar, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 6 juni 2018, waar het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn eerdere veroordelingen, een positieve wending in zijn leven had ingezet en gemotiveerd was om zijn gedrag te verbeteren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan diefstal van een PS4-controller en een trainingsbroek, wat leidde tot de opgelegde straffen.

De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de straffen opnieuw vastgesteld, waarbij het de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging nam. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf werd gedeeltelijk toegewezen, maar de proeftijd werd verlengd om de verdachte de kans te geven zijn leven verder te verbeteren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000035-17
datum uitspraak: 20 juni 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 30 december 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-800539-16 en 15-870051-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
brp-adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde straffen, althans de motivering daarvan, en ten aanzien van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd, met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen aanvult met de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde bekennende verklaring van de verdachte.

Aanvulling van de bewijsmiddelen

De bewezenverklaring van het eerste feit steunt tevens op het volgende bewijsmiddel:
De ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2018 afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 16 december 2016 heb ik bij de [bedrijf 1] in Alkmaar samen met een ander een PS4 controller gestolen.
De bewezenverklaring van het tweede feit steunt tevens op het volgende bewijsmiddel:
De ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juni 2018 afgelegde verklaring van de verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven –:
Op 10 november 2016 heb ik bij [bedrijf 2] in Alkmaar samen met een ander een trainingsbroek van Nike Air Max gestolen.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij naast de gebruikelijke algemene voorwaarden de volgende – verkort weergegeven – bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, te weten : een meldplicht en een verplichting tot deelname aan een intake bij de forensische polikliniek GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, waarbij de veroordeelde, in geval van een daaruit voortkomende behandelindicatie, verplicht is aan deze behandeling deel te nemen.
Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 25 oktober 2016 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gedeeltelijk toegewezen en is de tenuitvoerlegging gelast van jeugddetentie voor de duur van 1 maand. Tot slot is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging, met dien verstande dat hij heeft gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tot tweemaal toe schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in vereniging. Dergelijke feiten zijn ernstig en brengen doorgaans overlast, ergernis en financiële schade voor de gedupeerden met zich.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 mei 2018 is hij eerder ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld. De verdachte heeft gerecidiveerd binnen een proeftijd en wel uiterst kort na het uitspreken van het vonnis van de meervoudige kamer door de rechtbank Amsterdam van 25 oktober 2016 voor een vermogensdelict.
Het hof heeft daarnaast echter acht geslagen op een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 28 december 2016 alsmede een voortgangsverslag toezicht aan opdrachtgever van Reclassering Nederland d.d. 5 juni 2018. Daaruit valt af te leiden dat de verdachte, over wie eerder grote zorgen bestonden omdat de binnen het jeugdstrafrecht opgestarte behandelingen geen effect leken te hebben, mede vanwege het ontbreken van motivatie bij de verdachte, thans gemotiveerd en bereid is zijn leven een positieve wending te geven. Hij komt zijn afspraken goed na en lijkt nu op de goede weg. De reclassering meldt dat detentie deze stijgende lijn zou doorkruisen.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 oktober 2016 is de verdachte – voor zover hier van belang – veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep – in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie – gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering tot tenuitvoerlegging is in beginsel gegrond.
Gelet evenwel op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, en hierboven is beschreven, met name de positieve wending die verdachte inmiddels heeft ingezet, acht het hof termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met
1 (één) jaar te verlengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde taakstraf, de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf en de motivering daarvan, en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden
of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen,
dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op tijdstippen te melden bij de Reclassering Nederland, [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde deelneemt aan een intake bij de forensische polikliniek GGZ Noord-Holland Noord of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. Mocht uit de intake een behandelindicatie voortkomen, dan is de veroordeelde verplicht aan deze behandeling deel te nemen en moet hij zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling en/of de behandelaar worden gegeven.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 oktober 2016 parketnummer 15-870051-16, met een termijn van
1 (één) jaar.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Plaisier, mr. N.A. Schimmel en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 juni 2018.
[…]