ECLI:NL:GHAMS:2018:2135

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
23-005240-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van verdovende middelen door politie medewerker en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een medewerker van de politie, werd beschuldigd van diefstal van verdovende middelen uit een kluis van het beslaghuis en gewoontewitwassen. De diefstal vond plaats in de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015, waarbij de verdachte naar verluidt 9,029 kilo cocaïne en 696 gram heroïne heeft ontvreemd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de kluis heeft verschaft door middel van een valse sleutel en dat hij de verdovende middelen heeft meegenomen. De verdachte ontkende betrokkenheid bij de diefstal, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en toegangsregistraties, voldoende bewijs boden voor zijn schuld. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij een gewoonte had gemaakt van witwassen, door luxegoederen aan te schaffen met geld dat vermoedelijk uit misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en de verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-005240-15
Datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-729005-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 juli 2017 en 18 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander/anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit het [naam 1] gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam heeft weggenomen een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel.
1. subsidiair:
een persoon op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigeneing in/uit het [naam 1] gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam heeft weggenomen een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander of anderen dan die persoon en/of diens mededader(s) en/of aan de verdachte, waarbij die persoon en/of diens mededaders, zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die persoon en/of diens mededader(s):
  • toegang te verschaffen aan het [naam 1] en/of
  • informatie te verstrekken over de goederen in de kluis van het [naam 1] en/of
  • instructies te geven ten behoeve van het onrechtmatig het openen van kluis van het [naam 1] en/of
  • door ten behoeve van die persoon en/of diens mededader(s) onrechtmatig de kluis van het [naam 1] te openen en/of
  • door voor die persoon en/of diens mededader(s) op de uitkijk te staan, teneinde hem/hen te kunnen waarschuwen bij onheil.
1.
meer subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke hoeveelheid drugs hij en/of zijn mededader(s) onder zich had(den) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep bij het [naam 1] van de Nationale Politie, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
1. meest subsidiair:
een persoon op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welke hoeveelheid drugs die persoon en/of diens mededader(s) en/of verdachte onder zich had(den) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking en/of beroep bij het [naam 1] van de Nationale Politie, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die persoon en/of diens mededader(s):
  • toegang te verschaffen aan het [naam 1] en/of
  • informatie te verstrekken over de goederen in de kluis van het [naam 1] aan die persoon en/of diens mededader(s) en/of
  • instructies te geven ten behoeve van het onrechtmatig het openen van kluis van het [naam 1] en/of
  • door ten behoeve van die persoon en/of diens mededader(s) onrechtmatig de kluis van het [naam 1] te openen en/of
  • door voor die persoon en/of diens mededader(s) op de uitkijk te staan, teneinde hem/hen te kunnen waarschuwen bij onheil.
2:
hij in of omstreeks de periode van 13 februari 2015 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer) een onbekend gebleven geldbedrag, waarvan onder andere de volgende voorwerpen aangeschaft zijn:
- een motorfiets van het merk BMW, type R 1150 GS (aankoopwaarde van (ongeveer) 4.000 euro) en/of - een personenauto van het merk Mercedes-Benz SLK 350 (aankoopwaarde van (ongeveer) 14.700 euro) en/of
- een personenauto van het merk Smart Roadster (aankoopwaarde (ongeveer) 5.000 euro) en/of
- een stacaravan (aankoopwaarde (ongeveer) 7.450 euro)
en/of waarvan onder andere de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in of omstreeks de periode van januari en februari 2015 (ter waarde (ongeveer) 4.600 euro) en/of
- een vakantie naar Griekenland in of omstreeks de periode april 2015 en/of - een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode mei 2015 (ter waarde van (ongeveer) 900 euro) en/of
- een vakantie naar Spanje in of omstreeks de periode september 2015,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was en/of genoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Feit 1 en 2
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 1 en 2. Daartoe heeft de raadsman het volgende aangevoerd:
a. nog steeds kan niet worden vastgesteld wanneer de verdovende middelen uit de kluis zijn weggenomen;
b. de kluis heeft op 18 februari 2015 gedurende 25 minuten opengestaan en iedereen die toen aanwezig was heeft op dat moment de verdovende middelen kunnen meenemen;
c. door het gebruik van een nooddeur kan iedereen zonder registratie tot aan de kluisdeur komen;
d. iedereen kan de kluis openen zonder het gebruik van het vier ogen systeem met twee sesampassen; dit openen is mogelijk door handmatige manipulatie;
e. in de tenlastegelegde periode is het toegangshek kapot geweest en viel de magazijndeur niet goed in het slot, waardoor onbekenden het [naam 1] hebben kunnen betreden;
f. de sesampassen konden van elkaar geleend worden.
De verdachte ontkent op 4 maart 2015 in de kluis te zijn geweest. Ook ontkent hij iedere betrokkenheid bij de diefstal. Hij heeft die dag niets gemerkt van handelingen en/of aanwezigheid van personen die aan de diefstal te relateren zijn. Het tenlastegelegde feit kan aldus niet bewezen worden verklaard en de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Ad a.
Het wegnemen van de verdovende middelen moet hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Op 13 februari 2015 zijn namelijk vier bigbags, die gevuld waren met verdovende middelen, middels
tie-wraps afgesloten en opgeslagen in de hiervoor bedoelde kluis in het [naam 1] , waar de politie verdovende middelen bewaart tot zij worden opgehaald om vernietigd te worden. Op elk van die tie-wraps was een uniek nummer geplaatst, welke nummers door een medewerker van het [naam 1] , de verbalisant [verbalisant], in een excel-document werden bijgehouden. Alleen hij had in beginsel toegang tot dat document. Toen [verbalisant] en een collega op 5 maart 2015 de bigbags wilden bijvullen, bleek dat er andere tie-wraps (verkeerd om) waren gebruikt, met nummers die niet overeenkwamen met de nummers van de tie-wraps die [verbalisant] de keer ervoor – nadat de tie-wraps waren bevestigd - in zijn document had genoteerd. Hierop heeft [verbalisant] de leiding in kennis gesteld en is het strafrechtelijk onderzoek gestart.
In totaal blijkt 9,029 kilo cocaïne en 696 gram heroïne te zijn weggenomen. De politie-eenheid Amsterdam heeft aangifte gedaan van de diefstal van deze verdovende middelen.
De kluisruimte waarin de verdovende middelen waren opgeslagen, is voorzien van een toegangsdeur die reglementair alleen door twee personen, met ieder een eigen sesampas, via een zogenaamd vier ogen systeem, kan worden geopend. Gebleken is echter dat het ook mogelijk is om de deur op een andere wijze, met behulp van een zogenaamde deurkrukhengel, handmatig te openen. Bij de pogingen die het zogenaamde Entry Team van de politie hiertoe heeft ondernomen, lukte het soms niet de deur daadwerkelijk te openen. Het slot ontgrendelde dan wel, maar vergrendelde daarna weer zonder dat de kluisdeur daadwerkelijk open was geweest (p-v van bevindingen, dossierpagina 213 e.v.).
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal Sesamgegevens, waarin verslag wordt gedaan van een onderzoek naar de uitgebreide lijst van logingegevens van de toegangsdeur van de kluisruimte, waarin de bigbags met de verdovende middelen zich bevonden (dossierpagina 138-141). Hieruit blijkt dat in de tenlastegelegde periode viermaal is getracht de kluis te openen zonder dat de reglementair voorgeschreven procedure, waarbij twee Sesampassen moeten worden aangeboden, is gevolgd, namelijk op 16 februari 2015, 18 februari 2015, 25 februari 2015 en 4 maart 2015.
Op 16 februari 2015 om 06:22:14 uur en 18 februari 2015 om 06:18:14 uur is de kluisruimte 4, respectievelijk 8 seconden geopend geweest. Dit is een te korte tijdsspanne om naar binnen te gaan, de bigbags te openen, de verdovende middelen weg te nemen en nieuwe tie-wraps aan te brengen.
Op 25 februari 2015 is vanaf 06:12:08 uur gedurende negen minuten getracht de kluis zonder toegangspas te openen. In deze periode is het slot enkele malen ontgrendeld en vergrendeld, maar volgens de registratie is de deur niet open geweest. Het is dus niet mogelijk geweest de kluisruimte te betreden.
Op 4 maart 2015 is de kluis van 06:19:42 uur tot 06:33:50 uur, dus gedurende 14 minuten en 8 seconden geopend geweest. Dit wordt ondersteund door camerabeelden waarop te zien is dat op 4 maart 2015 om 06:19:10 uur het licht in de kluisruimte aangaat (p-v bevindingen camerabeelden, dossierpagina 164 e.v.). In de kluisruimte hangt een bewegingsdetector, waardoor het licht alleen aangaat als er daadwerkelijk iemand in de kluisruimte aanwezig is.
Dit leidt tot de conclusie dat alleen op die datum de verdovende middelen kunnen zijn weggenomen.
Op dat moment was de verdachte de enige die in het [naam 1] aanwezig was. Volgens de inloggegevens waren behalve de verdachte nog twee mensen gearriveerd, maar die bevonden zich niet in het [naam 1] . De verdachte heeft verklaard dat hij die ochtend niemand anders in het pand heeft gezien. Ook de camerabeelden hebben geen andere persoon geregistreerd.
Ook op de andere, hiervoor genoemde dagen dat getracht is de toegangsdeur tot de kluisruimte zonder gebruik van sesampassen te openen, was volgens de toegangsregistratie de verdachte als enige persoon in het [naam 1] aanwezig.
Dit leidt tot de conclusie dat het alleen de verdachte kan zijn geweest, die, na enkele eerdere (soms vergeefse) pogingen (dan wel oefeningen in het handmatig openen van de toegangsdeur), op 4 maart 2015 de toegangsdeur tot de kluisruimte heeft geopend, naar binnen is gegaan en de verdovende middelen heeft ontvreemd.
Deze conclusie wordt verder ondersteund door de volgende feiten en omstandigheden.
a. De verdachte is op 4 maart 2015 afgeweken van zijn routine om na aankomst alle zonweringen te openen. Hij heeft op 4 maart 2015 de zonweringen dicht gelaten van juist die ramen die van buiten zicht konden bieden op het betreden van de kluisruimte. Na het tijdstip waarop de verdovende middelen uit de kluisruimte zijn weggenomen, heeft de verdachte de desbetreffende zonweringen alsnog geopend. Een gelijke afwijking van de routine is geconstateerd op 25 februari 2015, op het moment dat toen getracht is de kluisruimte te openen.
b. De verdachte kwam op zijn motorfiets naar het werk. Hij droeg een rugzak die groot genoeg was om de ontvreemde verdovende middelen in te vervoeren. Uit de camerabeelden blijkt dat hij op 4 maart 2015 die rugzak zowel bij aankomst als bij vertrek bij het [naam 1] droeg.
c. Om 06:19:10 uur gaat het licht in de kluisruimte aan en is er dus iemand aanwezig in die ruimte. Om 06:30:27 wordt geregistreerd dat de kluisdeur handmatig geopend wordt en is via het raampje van de overheaddeur te zien dat iemand vanuit de magazijnruimte naar het kantoor gaat. Om 06.30.30 uur gaat het licht in de kantoorruimte weer aan. Dit impliceert dat het uit was en dat niemand zich meer in de kantoorruimte bevond toen het licht in de kluisruimte brandde. Dit bevestigt dat de verdachte in de kluisruimte aanwezig was toen daar het licht brandde.
Het onder a. weergegeven verweer strandt op het hierboven overwogene.
Ad b.
Uit de registratie blijkt dat de toegangsdeur naar de kluisruimte op 18 februari 2015 om 13.19 uur op reglementaire wijze, dus met gebruik van twee sesampassen, is geopend en vervolgens tot 13.44 uur open heeft gestaan. In die ruimte bevond zich een tweede deur die toegang geeft tot een ruimte waar stukken van overtuiging worden bewaard. Die deur is om 13:35 uur geopend en om 13:41 uur gesloten. De verbalisant [verbalisant] heeft ter terechtzitting in hoger beroep als getuige verklaard dat als de deur van de kluisruimte openstaat in of voor die ruimte mensen aan het werk zijn. De eerste deur hoeft dan door de personen die de tweede deur openen niet geopend te worden, omdat deze reeds door de personen werkzaam in het voorgedeelte is geopend. Het is onder deze omstandigheden niet aannemelijk dat de diefstal in die periode is gebeurd, omdat deze mensen de diefstal dan zouden hebben waargenomen. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ad c. en e.
Dat personen onbevoegd via de nooddeur, dan wel de magazijndeur, binnen zijn gekomen, vindt geen enkele ondersteuning. Niet valt in te zien hoe zij vervolgens, zonder dat dat in de gaten is gelopen bij de mensen die ter plaatse aan het werk waren, de toegangsdeur tot de kluisruimte hebben kunnen openen, de verdovende middelen hebben kunnen wegnemen, de tie-wraps hebben kunnen vervangen en het [naam 1] met de buit hebben kunnen verlaten. Ook dit verweer wordt verworpen.
Ad d.
Op zichzelf is het juist dat anderen dan de verdachte de toegangsdeur tot de kluisruimte handmatig zouden hebben kunnen openen. Nu, zoals overwogen, uit de registraties blijkt dat het handmatig openen uitsluitend heeft plaatsgevonden op tijdstippen dat de verdachte als enige in het [naam 1] aanwezig was, is onaannemelijk dat een ander dan de verdachte de deur handmatig heeft geopend.
Ad f.
Dat de diefstal zou zijn gepleegd met behulp van het lenen van sesampassen is onvoldoende onderbouwd. Het onderzoek ter terechtzitting heeft hiervoor ook geen aanwijzing opgeleverd.
Hetgeen de verdachte onder feit 1 primair ten laste is gelegd is dan ook bewezen als hierna te vermelden. Het gebruik van een valse sleutel wordt bewezen verklaard, omdat de verdachte zich toegang heeft verschaft op andere wijze dan het voorgeschreven gebruik van twee sesampassen.
Dit brengt mee dat ook feit 2 bewezen is als hierna te vermelden. Immers het wegnemen van de verdovende middelen impliceert het vervoer.
Feit 3
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging voor zover het witwassen van het aangetroffen bedrag van € 50.380,00 ten laste is gelegd. De officier van justitie heeft immers toegezegd dat dit bedrag niet op de tenlastelegging zou komen en de verdacht mocht daarop vertrouwen.
Voor het overige moet de verdachte worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. De verdachte heeft een plausibele en verifieerbare verklaring afgelegd omtrent de legale herkomst van het ten laste gelegde geldbedrag en de politie heeft hier geen gedegen onderzoek naar gedaan.
Het hof overweegt als volgt.
Het in de tenlastelegging bedoelde “onbekend gebleven geldbedrag” (het hof begrijpt: een geldbedrag van onbekende hoogte) ziet uitsluitend op de gelden waarmee de in de tenlastelegging omschreven uitgaven zijn gedaan. Het in beslag genomen geldbedrag van € 50.380,00 maakt daarvan geen deel uit, zodat het verweer terzake feitelijke grondslag ontbeert.
Naar aanleiding van de verdenking ten aanzien van de verdachte van het wegnemen van de verdovende middelen uit de kluis in het [naam 1] is een strafrechtelijk onderzoek naar hem gestart. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachte tussen oktober 2014 en juni 2015 verschillende luxegoederen heeft gekocht, te weten:
  • een motorfiets van het merk BMW voor ongeveer € 4.000,00;
  • een personenauto van het merk Mercedes-Benz, voor een bedrag van € 14.700,00;
  • een personenauto van het merk Smart, voor een bedrag van ongeveer € 5.000,00;
  • een stacaravan voor een bedrag van € 7.450,00.
Daarnaast heeft de verdachte in diezelfde periode een aantal vakanties betaald, te weten:
  • een vakantie naar Curaçao, ter waarde van € 4.600,00;
  • een vakantie naar Spanje, ter waarde van ongeveer € 900,00.
Deze uitgaven zijn contant gedaan en komen niet overeen met de legale contante inkomsten van de verdachte (en zijn partner [naam 2] ) zoals blijkt uit de kasopstelling.
De verdachte heeft in een tijdsbestek van minder dan een jaar contante uitgaven gedaan ter waarde van meer dan € 35.000,00, welke uitgaven niet kunnen zijn gedaan uit zijn legale inkomsten. De hiervoor gegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang gezien, zijn van dien aard dat zij het vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor zijn handelen met betrekking tot de onder 3 tenlastegelegde goederen en betalingen geeft.
De verdachte heeft wisselend verklaard over de herkomst van dit geld.
De verdachte heeft verklaard dat hij contante gelden heeft verdiend in de vijftien jaar, van 2000 tot en met 2015, dat hij – naast zijn reguliere baan – voor zijn stiefzus heeft gewerkt bij haar restaurant [naam 3] . De verdachte heeft verklaard dat hij in die periode tussen de € 135.050,00 tot € 146.300,00 heeft verdiend. Het hof acht dit echter hoogst onwaarschijnlijk. De politie heeft een aantal getuigen gehoord die bij het restaurant [naam 3] gewerkt hebben en geen van hen ondersteunt de verklaring van de verdachte. Alle getuigen verklaren dat de verdachte niet veel bij het restaurant werkte, daar hoogstens hand- en spandiensten verrichte en het is geen van hen bekend of (en zo ja, hoeveel) de verdachte hiervoor betaald kreeg. Uit de getuigenverklaringen komt een beeld naar voren dat de verdachte slechts sporadisch bij [naam 3] werkte, vooral als het restaurant echt omhoog zat met personeelstekort, dat het dan meestal maar enkele uren betrof en geen enkele getuige heeft gezien dat de verdachte werd betaald. De stiefzus van de verdachte, de eigenaresse van het restaurant, heeft verklaard dat de verdachte af en toe kwam helpen, maar dat dit als vriendendienst gebeurde en dat zij hem niet betaalde. Al met al moet worden aangenomen dat de verdachte zijn stiefzus af en toe geholpen heeft als zij te weinig personeel had bij haar restaurant [naam 3] . Onwaarschijnlijk is evenwel dat de verdachte daarmee een aanzienlijk geldbedrag, laat staan een geldbedrag van € 135.050,00 tot € 146.300,00, heeft verworven en het hof gaat dan ook aan deze verklaring voorbij.
Voorts heeft de verdachte nog verklaard over een beleggersrekening en veelvuldige bezoeken aan het casino, maar ook deze verklaringen zijn niet onderbouwd en hoogst onwaarschijnlijk. De beleggersrekening is reeds in 2008 afgesloten met een negatief saldo en de verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij in het casino meer heeft verloren dan gewonnen. Dit laatste komt overigens overeen met algemene ervaringsregels.
Nu de verklaringen die de verdachte heeft gegeven naar het oordeel van het hof niet kunnen worden aangemerkt als concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen kan het niet anders zijn dan dat de het geldbedrag dat de verdachte heeft uitgegeven aan de in de tenlastelegging genoemde goederen en betalingen, middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist. Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen op na te melden wijze wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij in de periode van 13 februari 2015 tot en met 5 maart 2015 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit het [naam 1] , gevestigd aan de [adres 2] te Amsterdam, heeft weggenomen een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne, toebehorende aan de Nationale Politie, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
2:
hij in de periode van 13 februari 2015 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam, opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van (ongeveer) 9,029 kilo cocaïne en een hoeveelheid van (ongeveer) 696 gram heroïne.
3:
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 10 juni 2015 te Amsterdam en/of Almere, in elk geval in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, de verdachte, een voorwerp, te weten een onbekend gebleven geldbedrag, waarvan de volgende voorwerpen aangeschaft zijn:
- een motorfiets van het merk BMW, type R 1150 GS, aankoopwaarde van ongeveer 4.000 euro, en
- een personenauto van het merk Mercedes-Benz SLK 350, aankoopwaarde van 14.700 euro, en
- een personenauto van het merk Smart Roadster, aankoopwaarde ongeveer 5.000 euro, en
- een stacaravan, aankoopwaarde 7.450 euro
en waarvan onder andere de volgende vakanties zijn betaald:
- een vakantie naar Curaçao in de periode van januari en februari 2015, ter waarde 4.600 euro, en
- een vakantie naar Spanje in de periode mei 2015, ter waarde van 900 euro
omgezet, zulks terwijl hij wist, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verboden
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, terwijl hij werkzaam was bij de politie, verdovende middelen uit de kluis gestolen. Hij heeft aldus het vertrouwen dat door zijn werkgever in hem was gesteld, beschaamd en het belang dat de samenleving heeft bij een correct functionerende politie geschaad. De verdachte heeft een zeer grote hoeveelheid verdovende middelen gestolen en zich aldus schuldig gemaakt aan het bezit van cocaïne en heroïne. Cocaïne en heroïne zijn voor de volksgezondheid schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in deze stoffen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
Tenslotte heeft de verdachte een gewoonte gemaakt van witwassen. Door aldus te handelen heeft de verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken. Het witwassen van criminele gelden vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door witwassen wordt bovendien het plegen van strafbare feiten gefaciliteerd en wordt het lonend.
Dat de verdachte als politieman deze strafbare feiten heeft gepleegd rekent het hof hem zeer zwaar aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 mei 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Alles in ogenschouw genomen zijn de bewezenverklaarde feiten zo ernstig dat niet met een andere dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een aanzienlijke duur kan worden volstaan.
Het hof heeft acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. De redelijke termijn waarbinnen een uitspraak dient te worden gewezen bedraagt doorgaans twee jaren per rechterlijke instantie. Deze termijn begint op het moment waarop ten aanzien van de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een strafzaak zal worden begonnen.
Op 24 december 2015 heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Deze datum neemt het hof als aanvang voor de beoordeling van de (redelijke) termijn in hoger beroep. De zaak is uiteindelijk in hoger beroep afgerond met een eindbeslissing op 1 juni 2018. Het hof stelt vast dat de procedure in hoger beroep net geen tweeënhalf jaar heeft geduurd en dat uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, deze periode is overschreden met ruim vijf maanden.
Het hof zal dan ook deze schending verdisconteren in de op te leggen straf. In plaats van de in beginsel passend en geboden te achten onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden opleggen.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Zij zullen worden verbeurd verklaard aangezien zij geheel of grotendeels door middel van het onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde zijn verkregen.
Het geldbedrag dat in het huis van de verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen zal aan de verdachte worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 57, 311 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Personenauto [kenteken 1] SLK Kl:zilver
1
STK Motorfiets [kenteken 2] GS 1150
1
STK Caravan Kl:Bruin/wit Standplaats [nummer] (Camping [naam 4] te Otterlo).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Geld Euro € 50.380,00 - als pakket geld in beslag genomen
Geld Euro € 1.281,50 - 3x200 1x100 5x50 9x20 15x10 muntgeld 1,50.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. N.A. Schimmel en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.
mr. J.D.L. Nuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]