ECLI:NL:GHAMS:2018:2433
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep in ontnemingszaak met betrekking tot profijtontneming
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 februari 2015. De zaak betreft een vordering van het openbaar ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in een ontnemingszaak met nummer 13-845004-09. De veroordeelde, geboren in 1977, heeft hoger beroep ingesteld, maar tijdens de zittingen op 8 september 2017 en 26 juni 2018 hebben zowel de veroordeelde als het openbaar ministerie aangegeven het hoger beroep niet te willen handhaven. De raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal hebben beide verklaard dat er geen belang meer is bij een beslissing op het hoger beroep en dat zij de eerder ingediende bezwaren willen intrekken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met nader onderzoek van de zaak. Gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de veroordeelde en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met mr. A.P.M. van Rijn, mr. N.A. Schimmel en mr. R.P. den Otter in de zitting, en is openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.