Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Tout litige y relatif, s’il n’est pas résolu a l’amiable, sera de la compétence exclusive des Courts et Tribunaux de et à Luxembourg-Ville.”
€ 92.480,68.
3.Beoordeling
tout litige y relatif) dient te worden geduid, nu de kwestie waarop deze vordering is gebaseerd in rechtstreeks verband met voormelde overeenkomst staat.
St. Paul Dairy/Unibel) en HvJ EG 26 maart 1992, C-261/90, Jur.1992, p. I-2149, NJ 1996/315 (
Reichert/Dresdner Bank II). Dat dit laatste het geval is, kan echter niet worden vastgesteld. Van de zijde van Leglux is desgevraagd ter zitting meegedeeld, en bij e-mailbericht van 20 april 2018 (deels) bevestigd, dat [X] in de thans lopende bodemzaak betaling van haar facturen vordert en Leglux in reconventie aanspraak op schadevergoeding maakt, níet op restitutie van het op de facturen van [X] voldane bedrag en dat ook verder geen bodemzaak ziende op restitutie van die betaling aanhangig is. Het hof stelt overigens vast dat Leglux op geen enkele manier heeft gegarandeerd dat het toe te wijzen bedrag aan [X] wordt terugbetaald, indien Leglux in de Luxemburgse bodemprocedure in het ongelijk mocht worden gesteld met betrekking tot de verschuldigdheid van de facturen van [X] (HvJ EG 17 november 1998, C-391/95, Jur. 1998, p. I-7091, NJ 1999/339 (
Van Uden Maritime/Deco-Line), r.o. 47).Voor zover voormeld arrest van het Hof van Beroep te Luxemburg van 18 oktober 2017 de beslissing inhoudt dat Leglux dient te worden gerestitueerd zoals door Leglux gesteld, dient Leglux voor de erkenning en tenuitvoerlegging van deze beslissing de daarvoor gecreëerde Europeesrechtelijke wegen te bewandelen. Artikel 35 van de (herschikte) EEX-Verordening is daartoe niet bedoeld. Het hof komt met het bovenstaande tot de slotsom dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht toekomt met betrekking tot de door Leglux ingestelde vordering en dat de voorzieningenrechter dus niet bevoegd is van die vordering kennis te nemen.