ECLI:NL:GHAMS:2018:2939

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
200.152.461/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake meerwerk en ondeugdelijk werk in aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 16 mei 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep over een geschil tussen [X] B.V. en [geïntimeerde]. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst waarbij [X] B.V. werkzaamheden heeft verricht aan het appartement van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de aanneemster, [X], onvoldoende heeft aangetoond dat er meerwerk is overeengekomen en dat de opdrachtgever, [geïntimeerde], niet tijdig is gewezen op prijsverhogingen die voortvloeiden uit dit meerwerk. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de opdrachtgever niet heeft aangetoond dat hij de aanneemster in verzuim heeft gesteld met betrekking tot ondeugdelijk werk. Het hof heeft de vordering van [X] tot betaling van een hoger bedrag afgewezen en in plaats daarvan een lager bedrag toegewezen, te weten € 11.520,73, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.152.461/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/554035/ HA ZA 13-1727
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 augustus 2018
inzake
[X] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. E.T. van den Hout te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.A.I.M. Zandhuis te Amstelveen.

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom [X] en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 16 mei 2017 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
[X] heeft hierop een akte genomen, daarbij nog bewijsstukken in het geding gebracht en de eis vermeerderd.
[geïntimeerde] heeft eveneens een akte genomen.
Vervolgens is op 12 februari 2018 een comparitie van partijen gehouden. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Hierna is weer arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
In het tussenarrest van 16 mei 2017 heeft het hof onder meer geoordeeld dat [geïntimeerde] de contractspartij is van [X] en verder onder meer het volgende overwogen:
“Dit betekent dat thans de inhoudelijke beoordeling van de vorderingen van [X] aan de orde is. Bij gelegenheid van het pleidooi heeft het hof gesuggereerd dat te dien aanzien partijen desgewenst een comparitie van partijen kunnen verzoeken teneinde tot een vergelijk te komen omtrent het door [geïntimeerde] aan [X] verschuldigde. Het hof kan zich voorstellen dat partijen ook in onderling overleg tot een regeling komen. Voor het geval dat een comparitie gewenst wordt heeft het hof geoordeeld dat de vordering tevoren heel precies dient te worden onderbouwd en dat tevoren de originele facturen dienen te worden overgelegd. Partijen wordt gevraagd zich omtrent een en ander (nader) bij akte uit te laten en - indien een comparitie wordt gewenst- voornoemde onderbouwing in die akte op te nemen en daarbij ook de relevante stukken te voegen.”
De gehouden comparitie van partijen heeft er niet toe geleid dat partijen het eens zijn geworden over een regeling.
2.2
[X] heeft bij akte haar eis vermeerderd aldus dat het hof [geïntimeerde] zal veroordelen - uitvoerbaar bij voorraad - aan [X] een bedrag groot € 106.337,80 te voldoen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de onderscheiden factuurdata althans vervaldata van de facturen, tot aan de dag van de voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten en de nakosten van het geding.
2.3
[geïntimeerde] heeft in zijn akte tegen die eiswijziging geen bezwaar gemaakt, maar wel tegen het oordeel van het hof in het tussenarrest van 16 mei 2017 dat [geïntimeerde] de offerte als handelend voor zichzelf heeft ondertekend. Volgens [geïntimeerde] is dat om diverse redenen niet het geval geweest. Het hof ziet echter geen aanleiding om op zijn beslissing terug te komen en verwijst naar voormeld tussenarrest. In het vervolg zal het hof dan ook (indien toepasselijk) waar [geïntimeerde] over BaRoc spreekt, deze met [geïntimeerde] aanduiden.
2.4
De vordering van [X] is gebaseerd op door haar verrichte werkzaamheden aan het appartement van [geïntimeerde] , waarvoor zij diverse facturen heeft gestuurd. [geïntimeerde] heeft de hoogte van de vordering betwist. Hij heeft aangevoerd dat de ondertekende offerte van 27 december 2012 voor de verbouwing een bedrag van € 22.536,- inhield, verminderd met uitgesloten werkzaamheden ad € 3.685,-, naar [geïntimeerde] kennelijk per abuis stelt € 17.276,- in totaal, doch feitelijk € 18.851 in totaal, zodat het hof van dit laatste bedrag uitgaat. Door [X] zijn diverse werkzaamheden op het gebied van het timmerwerk, schilderwerk en tegelwerk, de afzuiginstallatie, houten vloer en brandmelders en een op glasplaat gemonteerde fotoreproductie, ondeugdelijk uitgevoerd, zoals blijkt uit het rapport van Total Concept Builders van 24 juli 2013. [geïntimeerde] heeft opdracht gegeven tot meerwerk met betrekking tot:
- vervanging oude hydrofoor door waterpomp € 1.780,-
- monteren telefonisch toegangssysteem € 870,-
- wijziging entree appartement € 1.500,-
- aansluiten ontluchtingspijpen € 647,50 (in feite post VvE)
- divers schilderwerk pm
totaal € 4.797,50 plus pm.
Ook met betrekking tot deze posten is de uitvoering niet goed geschied. De werkzaamheden waren bovendien later klaar dan gepland en [geïntimeerde] heeft daardoor verhuurinkomsten van € 5.400,- excl. BTW misgelopen. [geïntimeerde] heeft daarom € 23.188,98 ten onrechte betaald en [X] moet de uit te voeren werkzaamheden alsnog deugdelijk uitvoeren. [X] heeft haar vordering niet aangetoond en geen overzichten overgelegd waaruit volgt dat tegenover dit bedrag ook daadwerkelijk werkzaamheden staan. Gestelde meerwerkopdrachten zijn niet overeengekomen, dan wel ondeugdelijk uitgevoerd. Verder heeft [geïntimeerde] een deel van de apparatuur die in de verbouwing is gebruikt, zelf betaald, aldus (nog steeds) [geïntimeerde] . Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
2.5
[X] heeft bij memorie van grieven onvoldoende betwist dat als basis voor de werkzaamheden de ondertekende offerte 240 van 27 december 2012 voor de verbouwing gold, ter hoogte van een bedrag van € 22.536,- en dat deze diende te worden verminderd met uitgesloten werkzaamheden ad € 3.685,- en dus € 18.851,- in totaal bedroeg. Hoewel de offerte daarvan geen melding maakt, gaat het hof ervan uit dat dit bedrag exclusief 21% btw was, nu de eerdere door [geïntimeerde] ontvangen maar niet geaccordeerde offerte d.d. 14 december 2012 wel vermeldt dat de aanbieding exclusief 21% BTW is.
2.6
Daarnaast heeft [X] [geïntimeerde] gefactureerd voor meerwerk. Volgens [X] heeft [geïntimeerde] de (eerst in hoger beroep als productie 3 overgelegde) meerwerkopdrachten ondertekend en is voor het overige gefactureerde meerwerk door [geïntimeerde] telkens mondeling opdracht gegeven. [geïntimeerde] heeft echter betwist dat de handtekeningen op de bewuste meerwerkopdrachten door hem zijn gezet en dat door hem de bedoelde meerwerkopdrachten zijn gegeven. Volgens [geïntimeerde] betroffen de door hem gegeven meerwerkopdrachten uitsluitend de onder 2.4 hierboven genoemde opdrachten.
Bovendien zijn bedragen in rekening gebracht die veel te hoog waren. [X] had daarvoor moeten waarschuwen. Naar in het rapport van Total Concept Builders onbetwist wordt gesteld is het in de aannemerswereld in Amsterdam gebruikelijk dat de kosten van een renovatie circa € 1.000,- per m2 bedragen en het geclaimde bedrag mist, gelet op de grootte van het appartement (55m2 (…..) elke aansluiting met de realiteit. Dat bedrag zou immers een kostenoverschrijding van 200% inhouden, aldus (nog steeds) [geïntimeerde] . Hieromtrent overweegt het hof als volgt.
2.7
Als algemene regel geldt dat meerwerk apart dient te zijn overeengekomen en dat de opdrachtgever tijdig moet zijn gewezen op de noodzaak van daaruit voortvloeiende prijsverhogingen. De stelplicht en bewijslast ter zake rusten in dit geval op [X] . Nu [geïntimeerde] stellig ontkent dat de handtekeningen onder de bedoelde offertes/meerwerkopdrachten door hem zijn gezet leveren die offertes geen bewijs op van de op die punten door hem gegeven meerwerkopdrachten. [X] heeft, ondanks de duidelijke opdracht in het tussenarrest van 16 mei 2017, slechts kopieën overgelegd van de desbetreffende offertes en geen specifiek bewijs aangeboden dat de handtekeningen door [geïntimeerde] zijn gezet. Bewijslevering is op dit punt daarom niet (meer) aan de orde.
2.8
[X] heeft in haar laatste akte nog in algemene termen bewijs aangeboden door het horen van getuigen dat (andere) meerwerkopdrachten door [geïntimeerde] zijn gegeven. Gelet op de opdracht van het hof in het tussenarrest van 16 mei 2017 de vordering ook op dit punt bij akte precies te onderbouwen (zoveel mogelijk met originele stukken) had het echter op haar weg gelegen bij akte te specificeren welke afspraken zijn gemaakt, wanneer die zijn gemaakt en met wie. Tevens had het op haar weg gelegen over die afspraken reeds zoveel mogelijk verklaringen in te brengen die een en ander onderbouwen. Dit alles is door [X] nagelaten, hetgeen er mede toe heeft geleid dat dit ook niet op de comparitie is besproken. Een nadere uitleg had des te meer voor de hand gelegen omdat [X] geen verklaring heeft gegeven waarom het totaal van de werkzaamheden, gelet op de grootte van het appartement en het uit te voeren werk, tot dergelijke hoge kosten heeft geleid, die de prijsaanbieding van de initiële offerte 240 in meer dan vergaande mate overschrijden. In het bijzonder valt daarbij op de ongespecificeerde factuur 3000030396 ad € 61.763,59. Een bedrag van een dergelijke omvang vereist een deugdelijke onderbouwing, die echter volledig ontbreekt. Het bewijsaanbod is aldus te vaag en weinig specifiek, en wordt dan ook gepasseerd.
2.9
Dit houdt in dat zal worden uitgegaan van de meerwerkopdrachten die door [geïntimeerde] zijn erkend als hierboven weergegeven. Hij zal de bedragen die daarmee zijn gemoeid in beginsel aan [X] dienen te voldoen. Recapitulerend:
- de vervanging van een oude hydrofoor door een waterpomp ad € 1.780.-;
- het monteren van een telefonisch toegangssysteem voor huurders van het appartement ad € 870,-;
-de wijziging van de entree van het appartement ad € 1.500,-;
- het aansluiten van ontluchtingspijpen (in feite voor de VvE) ad € 647,50;
- divers schilderwerk ad p.m.
2.1
Het schilderwerk zal worden begroot op € 6.095,- incl. btw, conform factuur 3000030092, nu een dergelijk bedrag redelijk is voor een appartement van deze omvang. Het hof gaat er vanuit dat de overige voornoemde bedragen exclusief btw zijn, conform de opgave in alle offertes, en zal schattenderwijs ervan uitgaan dat over
€ 3.000,- 21% btw is verschuldigd (€ 630,-) en over € 1.797,50 6% btw (€ 377,50). Het totaal daarvan bedraagt € 5.805,- te vermeerderen met € 6.095,-, wat leidt tot een totaalbedrag van € 11.900,
-incl. btw
.
2.11
Dit betekent dat [geïntimeerde] in beginsel aan [X] dient te betalen een bedrag van
€ 22.809,71
(€ 18.851,- vermeerderd met 21% btw (€ 3.958,71), re offerte 240) alsmede een bedrag van € 11.900,- (re meerwerk), dat wil zeggen in totaal een bedrag van € 34.709,71.
2.12
[geïntimeerde] heeft inmiddels € 23.188,98 inclusief btw aan [X] betaald. Weliswaar heeft [X] bij pleidooi in hoger beroep gesteld dat een bedrag groot
€ 1.218,98 daarvan is betaald voor werkzaamheden aan een keuken van een appartement van een vriend van [geïntimeerde] , maar dat heeft [X] onvoldoende onderbouwd en volgt ook niet uit de factuur. Resteert door [geïntimeerde] te voldoen een bedrag van afgerond € 11.520,73,
-. Nu niet meer is te herleiden op welke facturen dit bedrag betrekking heeft dient de wettelijke rente te worden berekend vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg.
2.13
Door [X] zijn echter diverse werkzaamheden op het gebied van het timmerwerk, schilderwerk en tegelwerk, de afzuiginstallatie, houten vloer en brandmelders en een op glasplaat gemonteerde fotoreproductie, ondeugdelijk uitgevoerd, zoals blijkt uit het rapport van Total Concept Builders van 24 juli 2013, stelt [geïntimeerde] . Deze werkzaamheden zijn ook beoordeeld door de deskundige, E.W. Lopes Cardozo, en ook hij komt tot de conclusie dat diverse werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd. Ook is het werk niet opgeleverd. Daarom, zo begrijpt het hof [geïntimeerde] , is sprake van wanprestatie, om welke reden een bedrag groot € 10.143,45 (vastgesteld door Lopes Cardozo) niet is verschuldigd. [X] heeft dit betwist.
2.14
[geïntimeerde] heeft echter niet gesteld, en evenmin is gebleken, dat [X] op enig moment door hem is gesommeerd tot herstel van de gebreken over te gaan en daarna - toen dat uitbleef - in verzuim is komen te verkeren. Om die reden worden de stellingen van [geïntimeerde] op dit punt niet gevolgd. Dat het werk niet zou zijn opgeleverd is in dit verband niet van belang, nu niet is gesteld of gebleken dat pas na oplevering betaald zou moeten worden. Dat hij schade zou hebben door late oplevering, is niet meer door [geïntimeerde] onderbouwd. Hij blijft daarom het bedrag van € 11.520,73, verschuldigd.
2.15
De slotsom is dat de grieven slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. De proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep zullen worden gecompenseerd nu rond 90% van de vordering van [X] wordt afgewezen en partijen dus als over en weer in het ongelijk gesteld kunnen worden beschouwd.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep,
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] aan [X] te betalen een bedrag van € 11.520,73 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg;
bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt van de eerste aanleg en het hoger beroep;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. D.J. van der Kwaak, L.A.J. Dun en M.J. Schaepman-De Bruijne en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2018.