In deze zaak, die een vervolg is op een tussenarrest van 16 mei 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep over een geschil tussen [X] B.V. en [geïntimeerde]. De zaak betreft een aannemingsovereenkomst waarbij [X] B.V. werkzaamheden heeft verricht aan het appartement van [geïntimeerde]. Het hof oordeelt dat de aanneemster, [X], onvoldoende heeft aangetoond dat er meerwerk is overeengekomen en dat de opdrachtgever, [geïntimeerde], niet tijdig is gewezen op prijsverhogingen die voortvloeiden uit dit meerwerk. Tevens heeft het hof vastgesteld dat de opdrachtgever niet heeft aangetoond dat hij de aanneemster in verzuim heeft gesteld met betrekking tot ondeugdelijk werk. Het hof heeft de vordering van [X] tot betaling van een hoger bedrag afgewezen en in plaats daarvan een lager bedrag toegewezen, te weten € 11.520,73, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg. De proceskosten zijn gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld.