ECLI:NL:GHAMS:2018:3443
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling en bewijslevering in huurgeschil met betrekking tot onderverhuur via Airbnb
In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 6 februari 2018, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, Amvest RCF Custodian B.V., had een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, die in deze procedure niet bij naam is genoemd. De kern van het geschil betreft de vraag of de geïntimeerde de woning heeft onderverhuurd via Airbnb, wat door Amvest is gesteld en door de geïntimeerde is betwist. Het hof had in het tussenarrest overwogen dat, behoudens tegenbewijs, bewezen was dat de geïntimeerde de woning had onderverhuurd. De geïntimeerde kreeg de gelegenheid om tegenbewijs te leveren, maar het hof oordeelde dat zij hierin niet was geslaagd. De geïntimeerde voerde aan dat de bewijsopdracht van het hof een bindende eindbeslissing was en dat Amvest tardief was met het aanvoeren van nieuwe grieven. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de geïntimeerde onvoldoende inzicht had gegeven in haar financiële relatie met Airbnb. Het hof concludeerde dat de geïntimeerde niet had aangetoond dat zij geen onderverhuur had plaatsgevonden en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van verschillende bedragen aan Amvest, vermeerderd met wettelijke rente, en werd in de proceskosten veroordeeld.