ECLI:NL:GHAMS:2018:3637

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
9 oktober 2018
Zaaknummer
23-003457-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake visserij in Natura 2000-gebied Rottum zone 1 oost

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het vissen in een Natura 2000-gebied, specifiek in Rottum zone 1 oost, op twee data in 2015. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk zich bevinden in dit beschermde gebied met een vissersschip, de ZK37, terwijl dit in strijd was met de Natuurbeschermingswet 1998. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 18 mei en 10 juli 2018 heeft het hof de argumenten van de verdachte en de advocaat-generaal gehoord. De verdediging stelde dat de verdachte ontslagen moest worden van alle rechtsvervolging, omdat de wetgeving na de tenlastegelegde feiten was aangepast, waardoor het vissen op die locaties niet langer strafbaar was. De advocaat-generaal steunde dit standpunt, wijzend op de aanpassing van de grenzen van het Natura 2000-gebied in september 2017, die de rechtsongelijkheid tussen Nederlandse en Duitse vissers opheft. Het hof oordeelde dat de verdachte zich onder de nieuwe wetgeving in een gebied bevond waar hij mocht vissen, en verklaarde de feiten niet strafbaar. Het vonnis van de economische politierechter werd vernietigd, en de verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003457-16
Datum uitspraak: 10 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 81-036245-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018 en 10 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman en de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij, op of omstreeks 1 juni 2015, in elk geval in 2015, op de Noordzee, met een (vissers)schip, de ZK37, genaamd [naam], al dan niet opzettelijk, zich in strijd met de beperkingen die ingevolge het eerste en tweede lid van artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998 waren opgelegd, heeft bevonden in een Natura 2000-gebied en/of gedeelten daarvan, immers heeft hij, zich met genoemd schip, terwijl hij viste, in elk geval terwijl het vistuig van dat schip niet zodanig verpakt en/of in zodanige toestand was dat dadelijk gebruik ervan niet mogelijk was, bevonden in en/of nabij de positie 53° 33.63' Noorderbreedte, 006° 30.52' Oosterlengte, welke positie was gelegen binnen zone-1 gebied 'Rottum zone 1 oost' in de Noordzeekustzone zoals genoemd in artikel 2 en de Bijlage van het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2013, kenmerk 13058223, tot beperking in toegankelijkheid van gebieden ex artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998, gelegen binnen de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan.
2:
hij, op of omstreeks 16 juni 2015, in elk geval in 2015, op de Noordzee, met een (vissers)schip, de ZK37, genaamd [naam], al dan niet opzettelijk, zich in strijd met de beperkingen die ingevolge het eerste en tweede lid van artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998 waren opgelegd, heeft bevonden in een Natura 2000-gebied en/of gedeelten daarvan, immers heeft hij, zich met genoemd schip, terwijl hij viste, in elk geval terwijl het vistuig van dat schip niet zodanig verpakt en/of in zodanige toestand was dat dadelijk gebruik ervan niet mogelijk was, bevonden in en/of nabij de positie 53°33.44' Noorderbreedte, 006°30.94' Oosterlengte, welke positie was gelegen binnen zone-1 gebied 'Rottum zone 1 oost' in de Noordzeekustzone zoals genoemd in artikel 2 en de Bijlage van het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2013, kenmerk 13058223, tot beperking in toegankelijkheid van gebieden ex artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998, gelegen binnen de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissingen komt dan de economische politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 1 juni 2015, op de Noordzee, met een vissersschip, de ZK37, genaamd [naam], opzettelijk, zich in strijd met de beperkingen die ingevolge het eerste en tweede lid van artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998 waren opgelegd, heeft bevonden in een Natura 2000-gebied, immers heeft hij zich met genoemd schip, terwijl hij viste, bevonden in de positie 53° 33.63' Noorderbreedte, 006° 30.52' Oosterlengte, welke positie was gelegen binnen zone-1 gebied 'Rottum zone 1 oost' in de Noordzeekustzone zoals genoemd in artikel 2 en de Bijlage van het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2013, kenmerk 13058223, tot beperking in toegankelijkheid van gebieden ex artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998, gelegen binnen de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan.
2:
hij op 16 juni 2015, op de Noordzee, met een vissersschip, de ZK37, genaamd [naam], opzettelijk, zich in strijd met de beperkingen die ingevolge het eerste en tweede lid van artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998 waren opgelegd, heeft bevonden in een Natura 2000-gebied, immers heeft hij zich met genoemd schip, terwijl hij viste, bevonden in de positie 53°33.44' Noorderbreedte, 006°30.94' Oosterlengte, welke positie was gelegen binnen zone-1 gebied 'Rottum zone 1 oost' in de Noordzeekustzone zoals genoemd in artikel 2 en de Bijlage van het Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 22 april 2013, kenmerk 13058223, tot beperking in toegankelijkheid van gebieden ex artikel 20 Natuurbeschermingswet 1998, gelegen binnen de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Vlakte van de Raan.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De verdachte heeft tenlastegelegde feiten gepleegd in het Natura 2000 gebied ‘Rottum zone 1 Oost’. In dat deel van het gebied mocht toentertijd niet gevist worden door Nederlandse vissers in verband met het VIBEG-akkoord. Duitse vissers mochten hier echter wel vissen op basis van een uitzondering die voortkomt uit het Eems-Dollardverdrag. De verdediging acht het VIBEG-akkoord dan ook ongerechtvaardigd discriminatoir en mitsdien strijdig met het EVRM. De feiten zullen om die reden dan ook niet strafbaar zijn en zal de verdachte ontslagen moeten worden van alle rechtsvervolging.
De raadsman heeft hierbij ook nog opgemerkt dat als de verdachte na oktober 2017 op dezelfde coördinaten zou zijn aangetroffen terwijl hij aan het vissen zou zijn, hij niet vervolgd zou kunnen worden, omdat de coördinaten niet langer in het Natura 2000 gebied ‘Rottum Zone 1 Oost’ vallen.
De advocaat-generaal heeft zich in hoger beroep op het volgende standpunt gesteld. Om de door de raadsman geschetste rechtsongelijkheid weg te nemen zijn de grenzen van het Natura 2000 gebied ‘Rottum Zone 1 Oost’ zodanig aangepast dat deze niet meer deels het gebied van het Eems-Dollardverdrag overlappen. Deze aanpassing is gekomen in september 2017, dus geruime tijd na de geconstateerde overtredingen. Nu uit de coördinaten van beide tenlastegelegde feiten blijkt dat de verdachte aan het vissen was in dat deel van het gebied ‘Rottum zone 1 Oost’ dat in oktober 2017 is vrijgegeven voor vissers acht de advocaat-generaal het verweer terecht en vordert zij dat de verdachte bij beide feiten zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Gelet op het feit dat de wetgeving na het plegen van de tenlastegelegde feiten is aangepast om de rechtsongelijkheid tussen de Nederlandse en Duitse vissers op te heffen en de verdachte zich onder de nieuwe regels zou hebben bevonden in een gebied waar hij mocht vissen, acht het hof feit 1 en 2 niet strafbaar. Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert zodoende geen strafbaar feit op. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde
nietstrafbaaren
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J.D.L. Nuis en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 juli 2018.
mr. P.C. Romer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.