Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de schorsing van een concurrentiebeding tussen MBA Michael Bailey Associates B.V. (MBA) en een voormalige werknemer, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan na een kort geding dat door [geïntimeerde] was aangespannen tegen MBA, waarin hij verzocht om schorsing van het concurrentiebeding dat hem belemmerde om in dienst te treden bij een concurrent, Finaxe. De kantonrechter had in eerste aanleg het concurrentiebeding gedeeltelijk geschorst, met uitzondering van de financiële branche gericht op IT-profielen. MBA ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting in hoger beroep werd duidelijk dat [geïntimeerde] kort na de uitspraak van de kantonrechter in dienst was getreden bij Finaxe. Het hof oordeelde dat MBA onvoldoende had aangetoond dat [geïntimeerde] over specifieke kennis beschikte die een concurrentievoordeel zou opleveren. Het hof volgde de kantonrechter in zijn oordeel dat de belangen van MBA voldoende werden beschermd door het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] onbillijk werd benadeeld door het concurrentiebeding voor zover dat verder strekte dan de financiële branche gericht op IT-profielen.
Uiteindelijk bekrachtigde het hof het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde MBA in de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de afweging tussen de belangen van werkgevers en werknemers in het kader van concurrentiebedingen, vooral in sectoren waar specifieke kennis en vaardigheden van groot belang zijn.