ECLI:NL:GHAMS:2018:4054
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van belediging van een ambtenaar in Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar, een handhaver van het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer, door op 6 september 2017 in Amsterdam zijn middelvinger naar deze ambtenaar op te steken. De politierechter had eerder een veroordeling uitgesproken, maar de verdachte ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 juli 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan twaalf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een bijzondere voorwaarde om zich niet in het overlastgebied centrum 1 in Amsterdam te bevinden. De raadsman van de verdachte voerde echter aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. Hij stelde dat de verdachte niet opzettelijk beledigend gedrag had vertoond, maar slechts een 'wegwerp'-gebaar had gemaakt met zijn hand.
Het hof oordeelde dat het bewijs, dat voornamelijk bestond uit het proces-verbaal van aanhouding van de verbalisant, niet overtuigend genoeg was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had vanaf het begin ontkend dat hij zijn middelvinger had opgestoken en het hof vond de verklaring van de verdachte geloofwaardig. Gezien de gemotiveerde ontkenning en het gebrek aan ondersteunend bewijs, concludeerde het hof dat het vertrouwen in de betrouwbaarheid van het proces-verbaal niet gerechtvaardigd was. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter.