ECLI:NL:GHAMS:2018:4054

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
2 november 2018
Zaaknummer
23-003656-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belediging van een ambtenaar in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het beledigen van een ambtenaar, een handhaver van het Veiligheidsteam Openbaar Vervoer, door op 6 september 2017 in Amsterdam zijn middelvinger naar deze ambtenaar op te steken. De politierechter had eerder een veroordeling uitgesproken, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 juli 2018 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan twaalf dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een bijzondere voorwaarde om zich niet in het overlastgebied centrum 1 in Amsterdam te bevinden. De raadsman van de verdachte voerde echter aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging. Hij stelde dat de verdachte niet opzettelijk beledigend gedrag had vertoond, maar slechts een 'wegwerp'-gebaar had gemaakt met zijn hand.

Het hof oordeelde dat het bewijs, dat voornamelijk bestond uit het proces-verbaal van aanhouding van de verbalisant, niet overtuigend genoeg was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had vanaf het begin ontkend dat hij zijn middelvinger had opgestoken en het hof vond de verklaring van de verdachte geloofwaardig. Gezien de gemotiveerde ontkenning en het gebrek aan ondersteunend bewijs, concludeerde het hof dat het vertrouwen in de betrouwbaarheid van het proces-verbaal niet gerechtvaardigd was. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en vernietigde het vonnis van de politierechter.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003656-17
Datum uitspraak: 14 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-174967-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 6 september 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar,
[verbalisant] (handhaver Veiligheidsteam Openbaar Vervoer), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door zijn, verdachtes, middelvinger naar voornoemde [verbalisant] op te steken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 12 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Noord-Holland te Amsterdam, overlastgebied centrum 1. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen aan de hand van het proces-verbaal van aanhouding en de verklaring van de verdachte dat hij op de plaats van het delict is geweest.

Vrijspraak

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat sprake is van onvoldoende bewijs. Het enige bewijsmiddel in het dossier is het proces-verbaal van aanhouding en de verdachte ontkent stellig. De verdachte heeft zijn middelvinger niet opgestoken, maar een ‘wegwerp’-gebaar gemaakt met zijn hand. Dit gebaar had niet de intentie en kan als zodanig ook niet als beledigend worden opgevat.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. In het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt door verbalisant [verbalisant], staat vermeld dat hij heeft gezien dat de verdachte zijn middelvinger naar hem had opgestoken. De verdachte heeft na zijn aanhouding tegenover de politie verklaard dat hij zijn hand had opgestoken en uit het verhoor blijkt dat de verdachte zijn vijf vingers daarbij zou hebben gespreid, waardoor ook de middelvinger een opwaartse beweging maakte tegelijk met de andere vingers.
Het proces-verbaal van aanhouding is hier het enige mogelijke bewijsmiddel. De verdachte heeft van aanvang af al direct het ten laste gelegde gemotiveerd ontkend. Daarbij komt dat de opsporingsambtenaar die het belastende proces-verbaal heeft opgemaakt degene is tegen wie het strafbare feit zou zijn gepleegd. Van de andere aanwezige verbalisanten is behalve de vermelding dat ze aanwezig zijn geen verklaring inzake dit incident opgenomen. Ook overigens biedt het dossier geen relevante steun aan hetgeen in het proces-verbaal is opgenomen.
Mede gelet op de gemotiveerde ontkenning van de verdachte is het hof onvoldoende ervan overtuigd dat in de onderhavige zaak het vertrouwen in de betrouwbaarheid van het proces-verbaal ten volle gerechtvaardigd is. Het hof kan aldus niet op deugdelijke wijze tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde misdrijf komen en zal de verdachte derhalve integraal vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. J.D.L. Nuis en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 augustus 2018.
De jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.