In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, was aangeklaagd voor opzetheling van een rode Canta, die tussen 20 april en 18 mei 2017 was gestolen. De verdachte had de Canta gekocht via Marktplaats, maar het hof oordeelde dat hij ten tijde van de verwerving moest hebben geweten dat het voertuig van misdrijf afkomstig was. Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 november 2018 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte te goeder trouw had gehandeld, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de verdachte inconsistent en leugenachtig waren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan opzetheling. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Het hof overwoog dat de verdachte bijdroeg aan de instandhouding van de afzetmarkt voor gestolen goederen, wat de ernst van het delict vergrootte. De op te leggen straf was gebaseerd op de artikelen 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht.