ECLI:NL:GHAMS:2018:4352

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
23-000768-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een gestolen bromfiets

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2017. De verdachte, geboren in 1985, is beschuldigd van opzetheling van een gestolen bromfiets. De tenlastelegging houdt in dat hij op of omstreeks 9 juni 2015 te Amsterdam een door misdrijf verkregen bromfiets (merk Vespelini) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Tijdens de zitting op 2 november 2018 heeft de verdediging betoogd dat de verdachte enkel zijn vriend te hulp is geschoten, die een gestolen bromfiets bij zich had. Het hof heeft echter vastgesteld dat de bromfiets tussen 8 juni 2015 en 9 juni 2015 was gestolen en dat de verdachte op de bromfiets heeft gereden en heeft gepoogd te vluchten toen de politie hem in het vizier kreeg. Dit vluchtgedrag leidde het hof tot de conclusie dat de verdachte wist dat de bromfiets van misdrijf afkomstig was. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan opzetheling. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van 20 dagen hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000768-18
datum uitspraak: 16 november 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-147058-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, (een) door misdrijf verkregen bromfiets (merk Vespelini met kenteken [kenteken]) voorhanden heeft gehad of heeft overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte van de hem ten laste gelegde heling dient te worden vrijgesproken, nu hij enkel zijn vriend te hulp is geschoten. De verdachte raakte ervan op de hoogte dat zijn vriend een gestolen bromfiets met zich voerde. Toen de politie eraan kwam, is de verdachte zijn vriend behulpzaam geweest door op de bromfiets weg te rijden.
Voor een veroordeling wegens opzetheling in de zin van artikel 416, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, dient bewezen te worden verklaard dat de verdachte ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed wist dat het een door een misdrijf verkregen goed betrof.
Op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de bromfiets tussen 8 juni 2015 14.30 uur en 9 juni 2015 08.15 is gestolen, dat de verdachte op de bromfiets heeft gereden en deze aldus voorhanden heeft gehad en heeft gepoogd te vluchten toen de politie hem in het vizier kreeg. Uit het vluchtgedrag van de verdachte leidt het hof af dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Dat de verdachte zijn vriend wilde helpen doet daaraan niet af.
Gezien het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 juni 2015 te Amsterdam, een door misdrijf verkregen bromfiets van het merk Vespelini met kenteken [kenteken] voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 32 uren met aftrek van twee uren, subsidiair 15 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een gestolen bromfiets. Dit is een inbreuk op het eigendomsrecht van de bestolene. Het delict van heling bevordert het plegen van vermogensdelicten zoals diefstallen, doordat de daders van deze vermogenscriminaliteit voorzien worden van een afzetmarkt voor hun buit. Door aldus te handelen draagt de verdachte bij aan de instandhouding van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 oktober 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. V. Mul en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van I.J.A. Barends, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2018.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. V. Mul zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]