ECLI:NL:GHAMS:2018:4501

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2018
Publicatiedatum
6 december 2018
Zaaknummer
23-003723-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis van de politierechter in een strafzaak betreffende poging tot inbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 12 oktober 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1995, was betrokken bij een poging tot inbraak in een woning. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen het vonnis van de politierechter behandeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als eerder opgelegd door de politierechter.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 10 oktober 2018 heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De zaak kwam aan het licht toen getuigen glasgerinkel hoorden en twee onbekende mannen in de tuin van de woning zagen. De getuigen hebben de mannen achtervolgd, waarna de politie de verdachte en een medeverdachte aanhield. Het hof heeft de bewijsmiddelen uit het vonnis van de politierechter beoordeeld en geconcludeerd dat er voldoende bewijs was voor de poging tot inbraak. De verklaring van de verdachte dat hij slechts in de buurt aan het wandelen was, werd als ongeloofwaardig afgewezen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn opgenomen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters R.D. van Heffen, N.A. Schimmel en J. Piena aanwezig waren. Het arrest is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003723-17
datum uitspraak: 24 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-154966-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
verblijfadres: [adres 1],
adres in het buitenland: [adres 2]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen met dien verstande dat het hof:
  • respondeert op een in hoger beroep gevoerd verweer en dienaangaande de bewijsoverweging van het vonnis waarvan beroep zal aanvullen;
  • het door de politierechter van de rechtbank Noord-Holland gebezigde bewijsmiddel

Nadere bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – kort weergegeven – het verweer gevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Op 12 augustus 2017 omstreeks 16:00 uur hoorde getuige [getuige 1] glasgerinkel toen zij voorbij de woning aan de [adres 3] fietste. Zij had het vermoeden dat er iets niet klopte, omdat zij wist dat haar buren van die woning niet thuis waren. Ter plaatse zag zij twee onbekende mannen in de tuin van die woning lopen. Toen de onbekende mannen haar zagen, begonnen zij harder te lopen, waarop getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] – die voorbij de woning met zijn scooter stond – de mannen hebben achtervolgd. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat vanaf de oprit van een woning twee mannen aan kwamen rennen. Hij hoorde van getuige [getuige 1] dat die mannen geprobeerd hadden in te breken. Hierop achtervolgde getuige [getuige 2] de mannen op zijn scooter. De verbalisanten, die op aanwijzingen van getuige [getuige 2] achter de verdachten aangaan, zagen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] hun richting op komen rennen. Beiden zijn vervolgens aangehouden. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat de twee mannen waarover hij heeft verklaard door de politie zijn aangehouden. Uit onderzoek bleek dat een ruit aan de achterzijde van voornoemde woning was ingegooid met een baksteen.
Het hof is van oordeel dat op grond van de in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen daaruit kan worden afgeleid, zoals hiervoor weergegeven, kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan poging tot inbraak. De verklaring van de verdachte dat hij daar slechts in de omgeving aan het wandelen was met zijn vriend, dat deze fruit wilde plukken maar werd betrapt zodat ze hard zijn weggelopen, wordt als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Het verweer wordt verworpen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. N.A. Schimmel en mr. J. Piena, in tegenwoordigheid van mr. O.F. Qane, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 oktober 2018.
Mrs. J. Piena en N.A. Schimmel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]