In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. De tenlastelegging betrof het indienen van een valse aanvraag voor de overname van betalingsverplichtingen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). De verdachte had op 25 juni 2012 een formulier ingevuld en ondertekend, waarin hij onjuiste informatie had verstrekt over zijn werk en salaris. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk een vals geschrift had opgemaakt en dit had gebruikt om een uitkering te verkrijgen. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was voor de eendaadse samenloop van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, zoals bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 110 uren, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van berechting.