ECLI:NL:GHAMS:2018:4693
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opheffing van leveringsbeslag en de vraag naar de totstandkoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een pand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep van een kort geding. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.S. Friedberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de gemeente Den Helder, vertegenwoordigd door mr. E.C.W. van der Poel en mr. W. de Vis, vorderingen had ingesteld. De zaak betreft een vordering tot opheffing van een conservatoir leveringsbeslag dat door de appellant was gelegd op een pand dat door de gemeente te koop was aangeboden. De appellant stelde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen, terwijl de gemeente dit betwistte en stelde dat de onderhandelingen onrechtmatig waren afgebroken.
De feiten van de zaak zijn als volgt: De gemeente had in 2008 een deel van een leegstaand postkantoor aan de appellant in gebruik gegeven. In de daaropvolgende jaren zijn er gesprekken geweest over de mogelijkheid om het pand te verkopen aan de appellant. In 2017 heeft de gemeente echter besloten het pand openbaar te verkopen en heeft zij de gebruiksovereenkomsten met de appellant opgezegd. De appellant heeft daarop een bod gedaan, maar dit werd afgewezen. Na een aantal besprekingen en correspondentie heeft de gemeente het pand uiteindelijk aan een derde partij gegund, waarna de appellant beslag heeft gelegd.
Het hof heeft geoordeeld dat de voorzieningenrechter terecht heeft geconcludeerd dat de vordering van de appellant summierlijk ondeugdelijk was, omdat er geen overeenstemming was bereikt over de koop van het pand. De belangenafweging tussen de gemeente en de appellant leidde tot de conclusie dat het belang van de gemeente om het pand te verkopen prevaleerde boven het belang van de appellant om het pand te behouden. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en de appellant in de proceskosten veroordeeld.