In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was aangeklaagd voor mishandeling van een slachtoffer door deze te duwen tegen het hoofd op 23 december 2016 te Zaandam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere strafoplegging kwam. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging pleitte voor een mildere straf, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte.
Het hof oordeelde dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan, op basis van de verklaringen van de aangeefster en de constatering van de politie. Het hof achtte de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar en concludeerde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door de aangeefster tegen het hoofd te duwen, wat leidde tot letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor mishandeling.