ECLI:NL:GHAMS:2019:1003

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
18/00340
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake douanerecht en bewijslast van oorsprong zonnepanelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de inspecteur niet aan zijn bewijslast had voldaan met betrekking tot de oorsprong van zonnepanelen die door de belanghebbende, [X] GmbH, waren ingevoerd. De inspecteur had een uitnodiging tot betaling (UTB) uitgegeven voor een bedrag van € 57.809,68, waarvan een deel bestond uit antidumpingrechten en compenserende rechten. De rechtbank oordeelde dat de UTB ten onrechte was opgelegd, omdat de inspecteur niet overtuigend had aangetoond dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong waren. Het Hof Amsterdam heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken, inclusief de aangiften en de bijbehorende documentatie. Het Hof concludeert dat de inspecteur wel degelijk aan zijn bewijslast heeft voldaan, onder verwijzing naar de relevante regelgeving en eerdere rechtspraak. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De uitspraak is gedaan op 14 maart 2019.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 18/00340
14 maart 2019
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur,
tegen de uitspraak van 3 mei 2018 in de zaak met kenmerk HAA 17/2880 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] GmbH,gevestigd te [plaats] (Duitsland), belanghebbende
gemachtigde: mr. R. Andringa
en
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 18 juli 2016 aan belanghebbende een uitnodiging
tot betaling (hierna: de UTB) ten bedrage van € 57.809,68 (€ 47.566,05 aan antidumpingrechten en € 10.243,63 aan compenserende rechten) uitgereikt.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak van 29 mei 2017 de UTB gehandhaafd.
1.3.
Tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft bij uitspraak van 3 mei 2018 als volgt beslist (in de uitspraak wordt belanghebbende als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’ aangeduid):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de utb;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.500;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333 aan eiseres te vergoeden.”
1.5.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 13 juni 2018 en is aangevuld bij brief, ingekomen bij het Hof op 16 juli 2018. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2019. Namens belanghebbende is verschenen [naam] , bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. B.C. Brouwer en S. Enkelaar. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. Op 8 mei 2014 heeft [A] B.V. in naam en voor rekening van eiseres aangifte gedaan voor het brengen in het vrije verkeer van - kort gezegd - zonnepanelen met land van oorsprong Taiwan. De zonnepanelen zijn aangegeven onder Taric-code 8451 40 90 29. Bij de aangifte is een Certificaat van Oorsprong overgelegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met vermelding van [B Ltd] te [plaats A] (Taiwan) (hierna: [B Ltd] ) als exporteur en eiseres als importeur van 784 solar modules. Blijkens de bill of lading van 27 maart 2014 met vermelding shipper [B Ltd] en consignee eiseres zijn 784 solar modules op het schip [naam schip] , reisnummer [reisnummer] , met de container met het nummer [containernummer] van Taiwan naar [plaats 3 (Nederland)] vervoerd. Bij de stukken bevindt zich nog een tweede bill of lading van 27 maart 2014 met vermelding shipper [B Ltd] die betrekking heeft op 2.352 solar modules die op het schip [naam schip] , reisnummer [reisnummer] in 3 andere containers zijn vervoerd van Taiwan naar [plaats 3 (Nederland)] . Voorts bevindt zich bij de stukken een factuur van [B Ltd] aan eiseres voor de levering van 784 solar modules van het type [type 1] . De packing list houdt in dat het nettogewicht van deze 784 solar modules van het type [type 1] 17.000 kg bedraagt.
2. In het missierapport van 21 april 2015 van het antifraudebureau van de Commissie (hierna: OLAF) staat onder meer het volgende:

1. Purpose of the mission
On 14.09.2014 (…) OLAF formally requested the Taiwanese authorities, via the Taipei Representative Office in Brussels, for assistence concerning the suspected transshipment of Chinese (People’s Republic of China) solar panels via Taiwan. By email dated 14.10.2014 (…) OLAF was informed by the Taipei Representative Office that the Bureau of Foreign Trade (hereafter BOFT) and Taiwanese Customs had agreed to meet the joint EU mission team from 17 to 21.11.2014. (…)
The objectives of the mission were:
1) the collection of the evidence on the suspected transshipments of Chinese solar panels via Taiwan which should be available at the Taiwanese Customs authorities;
2) the analysis of data from import and export databases held by Taiwanese Customs and the matching of this information with import data provided to OLAF by the Member States;
3) to visit a selection of Taiwanese companies that had been identified as suppliers of solar panels to EU importers in order to determine their role in these operations and to collect the necessary evidence of the suspected transshipment of Chinese panels via Taiwan territory.

2.Mission activities

(…)
The representatives of the BOFT confirmed that company visits had been arranged for the following five companies:
(…)
It was further explained that the BOFT had contacted the company
[B Ltd](…) to agree on a visit of the joint EU mission team, but that the company had declined this proposal.
(...)
The investigative activities during the mission thus focused on solar modules imported into the EU, and the corresponding documents identifying the above mentioned 8 Taiwanese companies as possible consignors. A master list covering such consignements (in total 1,456 containers) had been prepaired by OLAF upon receipt, prior to the mission, of information provided by EU Member States, this list intended to serve as a tool during the mission in order to identify possible transshipment of Chinese solar modules via Taiwanese territory. Taiwanese Customs and the BOFT received a copy of this master list on 17.11.2014 (Annex 1). (…)
Taiwenese Customs confirmed the fact that no processing activities were permitted in the Free Trades Zones and that the import of Chinese solar modules and cells into Taiwan was strictly forbidden. Transshipment of such goods is allowed through free zones and bonded warehouses. The customs procedure to be followed is as follows:
(…)
-import into a free zone: customs declaration F1
-export from a free zone: customs declaration F5
(…).
OLAF also informed the BOFT of the meetings held with the Taiwanese Customs and explained that the data of incoming and outgoing consignments in the Free Trade Zone indicates that a significant number of Chinese solar modules consignments have been routed via the Free Trade Zone in Taiwan. Theses consignements have been misdescribed at import into the EU as originating in Taiwan. (…)

3.Results

For reasons of clarity, the information obtained both during and after the mission is jointly presented in this mission report.
3.1.
General
On the occasion of a visit by Taiwanese Customs to OLAF between 24 and 27.11.2014 an excel file (including imports and exports) was handed over to OLAF that covers transshipment data (linked import-export records for the Free Trade Zone) (Annex 3).
(…) Annex 3 is a detailed overview of the consignments imported from the PR China and the corresponding re-exports. The following details are mentioned in the original Taiwanese data:
 Date of export declaration
 Export declaration number
 Customs regime
 Country of destination
 Taiwanese exporter
 Buyer (destination)
 HS code
 Commodity description
 Quantity, unit and weight
 FOB Value
 Export container number
 Reference of import declaration (is obligatory in the export declaration and via this number the export is linked to the import)
 Reference of import item
 Date of import declaration
 Taiwanese import declaration number
 Customs regime
 Country of origin
 Chinese seller
 Item
 HS code
 Commodity description
 Quantity, unit and weight
 Import container number
(…)
3.2.
Matched consignments so far
The matching between data provided by the EU Member States and the data transmitted by Taiwanese Customs led to the establishment of a list with 5111 lines (the excel table “Match TW ML Container (full) refers – Annex 5).
This results into an immediate match for
925 containers(the excel table “Match TW ML Container (unique)” refers – Annex 6).
(…)”
3. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat op 19 maart 2014 in de Free Trade Zone te Taiwan een exportaangifte is gedaan voor de uitvoer naar Nederland van 3.136 solar modules [type 2] met een nettogewicht van 68.000 kg. De naam van het schip waarin deze solar modules zijn vervoerd is [naam schip] en het reisnummer is [reisnummer] . Het containernummer waarin de solar modules zijn vervoerd is niet vermeld. De Taiwanese exporteur is [C] Ltd en de koper is [D] GmbH. Deze uitvoeraangifte is gekoppeld aan een op 18 maart 2014 gedane invoeraangifte voor de invoer in Taiwan van 3.136 solar modules [type 2] met een nettogewicht van 68.000 kg. Het in de invoeraangifte aangegeven land van oorsprong is CN en de Chinese verkoper is [E] Ltd.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is tussen partijen in geschil of de UTB terecht aan belanghebbende is uitgereikt. Meer in het bijzonder houdt partijen verdeeld of de inspecteur is geslaagd in de op hem rustende bewijslast dat de ingevoerde zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De rechtbank heeft ten aanzien van het juridisch kader en de op de inspecteur rustende bewijslast het volgende overwogen:

Relevante regelgeving
8. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief antidumpingrecht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
9. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief compenserend recht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-code 8541 40 90 29.
Beoordeling van het geschil
10. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder overtuigend moet aantonen dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn, omdat in artikel 78, derde lid, van het CDW de term ‘blijkt’ wordt gebruikt.
11. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) volgt dat het bewijsrecht in de beroepsfase in douanezaken een aangelegenheid van de interne rechtsorde van de lidstaten is, mits deze bewijsregels voldoen aan het gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel (vgl. HvJ 28 januari 2010, C-264/08 (Direct Parcel Distribution Belgium NV) punt 33 en 34). Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het de bedoeling van de nationale wetgever is geweest om in belastingwetten met betrekking tot het bewijs onderscheid te maken tussen ‘blijken’ en ‘aannemelijk zijn’ in die zin, dat het woord ‘blijken’ wordt gebruikt wanneer bepaalde feiten overtuigend moeten worden aangetoond en van ‘aannemelijk zijn’ of ‘aannemelijk maken’ wordt gesproken wanneer met een zwakkere vorm van bewijs kan worden volstaan (HR 27 januari 1971, ECLI:NL:HR:1971:AX6839).
12. De rechtbank acht niet voor redelijke twijfel vatbaar dat het gebruik van de term ‘blijkt’ door de Uniewetgever, zoals bijvoorbeeld in artikel 78, derde lid, van het CDW, geen verband houdt met het voormelde door de nationale wetgever in de Nederlandse wetgeving gemaakte onderscheid in de zwaarte van de bewijslast. Verweerder voldoet naar het oordeel van de rechtbank aan de op hem rustende bewijslast indien hij aannemelijk maakt dat de goederen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Hof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574).
Het Hof neemt deze overwegingen over en maakt deze tot de zijne.
4.2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de inspecteur niet aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan. Zij heeft daartoe als volgt overwogen:
13. Ten aanzien van het antwoord op de vraag of verweerder aan de op hem rustende bewijslast heeft voldaan, overweegt de rechtbank als volgt. Blijkens de door verweerder ter zitting gegeven toelichting is in dit geval de koppeling tussen de zonnepanelen die zijn uitgevoerd uit Taiwan en ingevoerd in Nederland niet via het containernummer gemaakt, maar via het unieke reisnummer. Het exportcontainernummer was niet bekend ten tijde van de uitvoeraangifte, omdat de bill of lading toen nog niet was opgemaakt, aldus verweerder. De rechtbank constateert dat in de uitvoeraangifte van 19 maart 2014 de naam van het schip, het reisnummer, de Taiwanese exporteur, de koper en het aantal, het type en het gewicht van de naar Nederland uit te voeren zonnepanelen zijn vermeld. Nu de bill of lading op 27 maart 2014 is opgemaakt vraagt de rechtbank zich af in hoeverre deze gegevens op 19 maart 2014 al konden worden aangegeven. Zolang de container nog niet is geladen, en dat was kennelijk op 19 maart 2014 nog niet het geval, is niet zeker wat er daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Dit klemt temeer daar de Taiwanese exporteur, de koper en het type zonnepanelen zoals daarvan blijkt uit de bij de aangifte voor het vrije verkeer overgelegde bescheiden niet overeenkomen met de gegevens in de uitvoeraangifte. Deze inconsistenties zien op dusdanig essentiële gegevens dat de rechtbank hierdoor gerede twijfel heeft of de container met het nummer [containernummer] wel zonnepanelen bevatte die destijds in Taiwan zijn ingevoerd met de aangegeven oorsprong China. Verweerder heeft derhalve niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan.
14. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.”
4.3.
De overweging “
Nu de bill of lading op 27 maart 2014 is opgemaakt vraagt de rechtbank zich af in hoeverre deze gegevens op 19 maart 2014 al konden worden aangegeven. Zolang de container nog niet is geladen, en dat was kennelijk op 19 maart 2014 nog niet het geval, is niet zeker wat er daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.”is naar ’s Hofs oordeel onbegrijpelijk. Er bestaat geen volgtijdelijk verband tussen het tijdstip waarop de uitvoeraangifte wordt gedaan en het beladen van de desbetreffende container: de belading kan zowel voor als na het aangiftetijdstip hebben plaatsgevonden. Indien de rechtbank met voormelde overweging niet het oog heeft gehad op het beladen van de container, maar op het laden van de container in het uitgaande zeeschip, dan is deze overweging evenzeer onbegrijpelijk. Het Hof vermag niet in te zien waarom op 19 maart 2014 geen aangifte ten uitvoer gedaan zou kunnen worden voor goederen welke op 27 maart 2014 de bestemming uitvoer zullen volgen, te minder nu op het tijdstip van de uitvoeraangifte, 19 maart 2014, blijkens de vermeldingen in die aangifte reeds bekend was dat het schip [naam schip] met reisnummer [reisnummer] zou vertrekken naar Nederland.
4.4.
Uit aangiftegegevens, welke bij brief van 26 mei 2015 aan OLAF ter beschikking zijn gesteld door de Taiwanese douane, blijkt dat op 18 maart 2014 een aangifte tot plaatsing in de vrije zone (F1) is gedaan (hierna: invoeraangifte) voor 3.136 stuks zonnepanelen, typenummer [type 2] , met een totaal nettogewicht van 68.000 kg. De opgegeven oorsprong is China en verkoper is de Chinese fabrikant [E] LTD. De panelen zijn binnengebracht in vier containers, waarvan het nummer in de invoeraangifte (F1) is vermeld. Het referentienummer van de invoeraangifte is [referentienummer 1] . De volgende dag, 19 maart 2014, is een aangifte ten uitvoer uit de vrije zone (F5) gedaan met referentienummer [referentienummer 2] (hierna: uitvoeraangifte). In deze uitvoeraangifte is vermeld dat het de goederen betreft welke zijn binnengebracht met de voormelde invoeraangifte [referentienummer 1] . De vermelding van het nummer van de invoeraangifte in de uitvoeraangifte is volgens Taiwanees recht verplicht, zo volgt uit pagina 7 van het door de inspecteur overgelegde missierapport van OLAF. De uitvoeraangifte vermeldt - gelijk de invoeraangifte - 3.136 stuks zonnepanelen van het type [type 2] , met een nettogewicht van 68.000 kg. De nummers van de containers waarin de zonnepanelen de vrije zone zullen verlaten zijn niet ingevuld, hetgeen, zo is door de inspecteur ter zitting onweersproken verklaard, ook niet verplicht is volgens Taiwanees recht, zodat het ontbreken van deze nummers niet aan de aanvaarding van de aangifte in de weg heeft gestaan. In de uitvoeraangifte is vermeld dat de zonnepanelen naar Nederland zullen worden vervoerd met het schip [naam schip] , reisnummer [reisnummer] . Gelet op de vermelding van het referentienummer van de invoeraangifte in de uitvoeraangifte en de overeenkomst in typenummer, aantal en gewicht, lijdt het naar het oordeel van het Hof geen twijfel dat de op 18 maart 2014 binnengebrachte Chinese zonnepanelen op 27 maart 2014 in het schip [naam schip] zijn geladen (op reisnummer [reisnummer] ) met bestemming Nederland.
4.5.
Op 8 mei 2014 heeft belanghebbende aangifte ten invoer gedaan van een partij “solar modules” met een nettogewicht van 17.000 kg en een brutogewicht van 18.000 kg. Tot de aangiftebescheiden behoort een bill of lading van [F] Ltd, nummer [nummer 1] , s/o no. [nummer XB] , waaruit blijkt dat de door belanghebbende aangegeven 784 stuks zonnepanelen, met een brutogewicht van 18.000 kg, op 27 maart 2014 aan boord van het schip [naam schip] zijn geladen op reisnummer [reisnummer] , voor transport van [plaats B] (Taiwan) naar [plaats 3 (Nederland)] . De inspecteur heeft een tweede bill of lading overgelegd van dezelfde rederij, nr. [nummer 2] , s/o no. [nummer XA] , waaruit blijkt dat er op diezelfde reis [reisnummer] , nog drie containers aan boord waren, elk bevattende 784 zonnepanelen met een brutogewicht van 18.000 kg. Gelet op de “shipping order”-nummers (s/o no.) [nummer XA] en [nummer XB] is aannemelijk dat de container die is verzonden naar belanghebbende en de drie containers die zijn verzonden aan een andere importeur, op het moment van verzending bij elkaar hoorden en tezamen een partij vormden van 3.136 zonnepanelen met een bruto totaalgewicht van 72.000 kg.
4.6.
Tot de aangiftebescheiden bij de invoeraangifte in Nederland behoort een factuur van [B Ltd] (Taiwan), waarin de zonnepanelen worden aangeduid met het typenummer [type 1] . Gelet op de grote overeenkomst met het onder 4.4 genoemde typenummer [type 2] , dat wordt gebruikt door de Chinese fabrikant [E] LTD, de exact overeenkomende aantallen, het identieke netto- en brutogewicht, het identieke reisnummer en de identieke scheepsnaam, acht het Hof aannemelijk dat de door belanghebbende ten invoer aangegeven zonnepanelen deel uitmaken van de zending Chinese zonnepanelen die op 18 maart 2014 is ingevoerd in de vrije zone van [plaats B] met aangifte [referentienummer 1] en op 19 maart 2014 is (weder)uitgevoerd naar Nederland met aangifte [referentienummer 2] . De omstandigheid dat in de uitvoeraangifte niet [B Ltd] , maar door [C] LTD, is vermeld als exporteur, brengt het Hof niet tot een ander oordeel. Gelijk de inspecteur heeft gesteld en het Hof, mede gelet op het woord “ […] ” in de naam aannemelijk acht, betreft het een logistieke dienstverlener die kennelijk haar eigen naam als exporteur in de door haar ingediende uitvoeraangifte heeft vermeld. In de omstandigheid dat belanghebbende in de Taiwanese uitvoeraangifte niet is vermeld als ‘koper’ ziet het Hof onvoldoende grond om tot een ander oordeel te komen, nu deze omstandigheid niet af doet aan de in het vorenoverwogene genoemde overeenkomsten.
Slotsom
4.7.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

5.5. Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter, C.J. Hummel en H.E. Kostense, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van
mr. A.J. Kwestro als griffier. De beslissing is op 14 maart 2019 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.