3.1.Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
( i) Qurios is een vennootschap die zich bezig houdt met onder meer het (doen) verwerven, beheren, exploiteren en verhandelen van (register)goederen. Qurios houdt zich tevens bezig met het opzetten en exploiteren van vakantieparken.
(ii) Ten behoeve van het oprichten van een nieuw vakantiepark heeft Qurios in mei 2018 Camping [X] (hierna: [X] ) gekocht aan de [adres] . De overdracht van de camping stond in september 2018 gepland.
(iii) Naast [X] is Camping [Y] gelegen (hierna: [Y] ). [Y] wordt sinds 2013 geëxploiteerd door de vennootschap onder firma [Y] v.o.f., waarvan appellanten sub 2 en 3 de vennoten zijn.
(iv) Qurios is bezig met de herontwikkeling en (her)exploitatie van [X] . Qurios heeft het direct aan [X] grenzende horecagebouw verworven om dat te herbestemmen als centrumgebouw ten behoeve van het nieuw te ontwikkelen vakantiepark. Daarnaast wil Qurios [Y] bij die ontwikkeling betrekken.
( v) Op 3 april 2018 heeft een eerste gesprek tussen partijen plaatsgevonden. [appellante sub 2] hanteerde een vraagprijs voor [Y] (inclusief de bedrijfswoning) van € 1.500.000,=.
(vi) Op 2 mei 2018 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden, waarbij partijen tot overeenstemming zijn gekomen over de verkoop van [Y] aan Qurios. Namens Qurios heeft [C] van [C] M4 de afspraken bij e-mail van 3 mei 2018 schriftelijk bevestigd. [C] schrijft, voor zover hier van belang, het volgende:
“Zoals afgesproken bevestig ik bij deze in hoofdlijnen de overeenstemming zoals wij die hebben bereikt:
- Het gaat om beide percelen: perceelnr. [perceel] en [perceel] , totaal 6.834 m2.
- Wat er los van het terrein bij hoort is het volgende:
◦ 5 safaritenten compleet ingericht;
◦ 3 Barli chalets compleet ingericht;
◦ 1 sanitairgebouw (verplaatsbare unit van [D] );
◦ 1 kantoorunit met keuken en toilet;
◦ diverse speelwerktuigen;
◦ bedrijfswoning met inventaris die ook recreatief verhuurd mag worden.
(…)
Sterke voorkeur voor aandelenoverdracht. Dit scheelt overdrachtsbelasting voor ons, waarbij jullie fiscaal nog even uitzoeken hoe jullie van een VOF naar een B.V. gaan.
(...)
Prijs € 1.650.000,-.
(...)
Het lijkt ons goed om tot nader order over de deal niet naar buiten te treden.
(...)
Wij zullen met een voorstel voor de koopovereenkomst komen”
(vii) [appellante sub 2] heeft bij brief van 7 mei 2018 aan [C] gereageerd en schrijft het volgende:
“1. Ter info wij zijn nog bezig met de accountant wat voor beide de voordeligst uitpakt( BV met aandelen overdracht)?
2. M.bt. de verhuur door [appellante sub 2] na overname hebben wij het volgende voorstel:
(...).
Wij denken hiermee een redelijk voorstel te hebben gedaan en vernemen graag jullie reactie .
Wat betreft naar buiten treden over de deal wij treden niet naar buiten.”
(viii) [C] heeft hierop gereageerd met de mededeling het voorstel mee te nemen in de bespreking die twee dagen later zou plaatsvinden.
(ix) Op 8 mei 2018 heeft [appellante sub 2] per e-mail aan [C] laten weten dat hij het omzetten van de VOF naar een BV met zijn fiscalist heeft besproken en dat deze omzetting voor [appellante sub 2] ook een fiscaal voordeel zou opleveren, maar dat de Belastingdienst het niet zal accepteren vanwege een te kort tijdsbestek.
( x) Op 19 juni 2018 heeft Qurios een concept-koopovereenkomst aan [appellante sub 2] toegezonden. In de begeleidende e-mail schrijft [A] van Qurios, voor zover hier van belang, het volgende:
“Het heeft even geduurd, maar dit heeft te maken met de fiscale route die BDO voor ons heeft afgestemd met de Belastingdienst.
Het probleem zat er namelijk in dat wij met elkaar hebben afgesproken om de transactie in de BTW te laten plaatsvinden door middel van een aandelentransactie.
Aangezien het voor jullie niet mogelijk was om nu nog van een VOF naar een BV te gaan, hebben wij naar alternatieven gezocht.
BDO heeft voor ons dit onderzoek uitgevoerd. Conclusie is dat levering in de BTW mogelijk is zodra het een bouwterrein is en daarnaast is het mogelijk om de roerende zaken ook in de BTW te leveren.
Om het een en ander mogelijk te maken hebben wij de koopsom in de koopovereenkomst opgedeeld in de volgende onderdelen:
(...)
Mijn voorstel is dat wij in de afspraak die wij gaan maken om deze koopovereenkomst door te nemen, aanvullende afspraken met elkaar maken hoe we hiermee omgaan.”
(xi) [appellante sub 2] heeft dezelfde dag gereageerd met de mededeling dat hij de overeenkomst naar zijn accountant en advocaat zal sturen voor advies en dat hij weer contact zal opnemen om een afspraak te maken zodra hij eventuele opmerkingen heeft ontvangen.
(xii) Vervolgens heeft [appellante sub 2] in een e-mail van 22 juni 2018 een overzicht van de eerste knelpunten gegeven. [appellante sub 2] vermeldt – samengevat – dat levering van de camping als bouwterrein niet realistisch is en dat het de bedoeling is dat de overdrachtsbelasting geheel voor rekening van de koper dient te komen. Daarnaast doet [appellante sub 2] een voorstel met betrekking tot de ontbindende voorwaarden. Vervolgens schrijft [appellante sub 2] :
“Misschien moeten we nog een afspraak maken waarbij onze adviseurs aanwezig zijn om een en ander te bespreken.
Voor die tijd zal ik ook nog een bevriend notaris naar de zaak laten kijken, en zijn eventuele opmerkingen in onze afspraak meenemen.”
(xiii) In reactie daarop heeft [A] [appellante sub 2] per e-mail van 26 juni 2018 bedankt voor het toesturen van de discussiepunten en zegt toe er de week erna op terug te zullen komen.
(xiv) [C] heeft op 28 juni 2018 bij [appellante sub 2] geïnformeerd wanneer een afrondend gesprek zou kunnen plaatsvinden en stelt vervolgens per e-mail van 6 juli 2018 voor om een afspraak in te plannen op 18 juli 2018 om 13.00 uur. Daarop heeft [appellante sub 2] dezelfde dag gereageerd:
“Ik krijg volgende week een door ons herziene koopovereenkomst van mijn adviseurs. Als jullie akkoord zijn kunnen we dan tekenen.
Ik stuur deze begin volgende week op.”
(xv) Op 9 juli 2018 heeft [A] telefonisch contact opgenomen met [appellante sub 2] en is gesproken over de door [appellante sub 2] genoemde knelpunten, onder meer betreffende de fiscaliteit.
(xvi) Op 12 juli 2018 heeft [appellante sub 2] aan [A] , voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“Als reactie op jullie concept-koopovereenkomst hebben wij meteen al doorgegeven dat allemaal erg afwijkt van hetgeen we eerder op hoofdlijnen bespraken.
Er worden nu geheel andere voorstellen gedaan wat betreft de mogelijke wijze van aankoop o.a. wat betreft het fiscale regime.
(...)
Dat is allemaal nieuw, niet eerder besproken en wat ons betreft, ook na externe advisering -niet akkoord.
(…)
In combinatie met het feit dat ik ook andere dingen dan eerder besproken zoals een verlenging van de termijn voor de financieringsvoorwaarde (..) en er kennelijk al wat door jullie naar buiten is gebracht (het ‘gonst’ nu in het dorp), willen wij ons herberaden op de vraag of wij aan jullie willen verkopen.
De voorgestelde condities zijn in dit geval uitdrukkelijk in dit stadium niet akkoord.
Omdat er nu bodemonderzoek wordt aangekondigd per 17 juli bericht ik jullie nu; op dit moment gaan we niet verder, dus ook geen bodemonderzoek (…).
Mochten wij later alsnog met jullie in overleg willen treden, zullen wij daarin zelf het initiatief nemen.
(...)
We voelen gewoon niets voor het voorstel dat nu aan ons is gedaan en hebben weinig vertrouwen in het bereiken van algehele overeenstemming.”
(xvii) Op 16 juli 2018 heeft [A] aan [appellante sub 2] geschreven dat partijen, zoals zij telefonisch bespraken, bij elkaar dienen te komen om de openstaande punten te bespreken. [A] schrijft onder meer:
“Zoals in het gesprek aangegeven zullen wij de volledige verantwoording op ons nemen voor het leveren van een bouwterrein. Dus elk financieel nadeel zullen wij bekostigen (...). Zoals aangegeven gaan wij op de overige details snel overeenstemming bereiken. Voor ons zijn dit geen breekpunten op de overeengekomen overname.”
(xviii) Op 17 juli 2018 heeft [appellante sub 2] geweigerd om medewerking te verlenen aan het laten uitvoeren van een bodemonderzoek, zoals eerder tussen partijen was afgesproken.
(xix) Op 19 juli 2018 heeft [C] aan [appellante sub 2] geschreven dat Qurios wil vasthouden aan de overeengekomen verkoop en reageert hij puntsgewijs op de e-mail van [appellante sub 2] van 22 juni 2018. [C] schrijft onder meer:
“ (…) Bij het nalezen van jouw mail van 22 juni jl. zoals onderstaand weergegeven, zie ik ook geen punten die nadelig zouden zijn voor jou. Wij hebben afgesproken dat jij er in het weekend even over nadenkt en a.s. maandag reageert”.
(xx) [appellante sub 2] heeft de volgende dag gereageerd en schrijft:
“Ik verwijs terug naar mijn eerdere mail van 12 juli jl. aan […] .
Jullie hebben een contractvoorstel gedaan dat niet acceptabel is, ik heb dat gemotiveerd afgewezen.
Kort gezegd: jullie schriftelijk aanbod week sterk af van hetgeen jullie eerder mondeling aanboden.
Nadat we jullie aanbod zoals vermeld in de concept koopovereenkomst gemotiveerd hebben afgewezen wordt alles opeens weer anders en kan het wel op een voor ons gunstiger wijze. Waarom dan niet de eerste keer?
In deze fase van de onderhandelingen geeft dat ons te weinig vertrouwen om op jullie herziene aanbod in te gaan.
Ik sluit niet uit dat we onderhandelingen ooit in een later stadium kunnen hervatten maar niet op dit moment.
Het helpt niet als je een mail stuurt met verwijzing naar een ‘overeengekomen verkoop’ en een mail van […] dat wij ‘dienen’ bij elkaar te komen om de openstaande punten te bespreken.
(...)
Het gaat hier om overeenstemming over kernvoorwaarden en die is gewoon niet bereikt.”
(xxi) [A] heeft op 27 juli 2018 geschreven dat hij het betreurt dat Qurios niet aan de verwachtingen van [appellante sub 2] heeft voldaan en geeft in zijn e-mail een toelichting op het punt van de levering van een bouwterrein. [A] stelt voor om met elkaar in gesprek te gaan voor een oplossing, te meer nu er na 2 mei 2018 geen gesprek tussen partijen heeft plaatsgevonden waarin zaken nader toegelicht dan wel besproken konden worden in een face-to-face contact.
(xxii) [appellante sub 2] heeft dit voorstel op 30 juli 2018 telefonisch van de hand gewezen.
(xxiii) [appellante sub 2] heeft de heer [B] , fiscaal jurist, om advies gevraagd ten aanzien van de concept-koopovereenkomst, zoals die op 19 juni 2018 is toegezonden. Op 17 september 2018 heeft [B] hieromtrent onder meer geschreven:
“Zowel fiscaal als juridisch heb ik vraagtekens gezet bij deze overeenkomst.
(...)
Het risico komt bovendien, voor wat betreft de BTW, geheel bij jou te liggen. En niet alleen de BTW maar blijkens artikel 2.3 komt de overdrachtsbelasting ook voor rekening van de verkoper indien achteraf blijkt dat over de koopsom perceel camping overdrachtsbelasting is verschuldigd”.
(xxiv) De notaris van [appellante sub 2] , de heer [notaris] , heeft zich aangesloten bij het standpunt van [B] . [notaris] schrijft:
“Ik kan volledig aansluiten bij de memo van jouw fiscalist mr. [B] van 17/9 inzake de mogelijke verkoop van jullie camping aan Qurios, hij zegt namelijk precies hetzelfde als wat ik jou destijds ook heb verteld: in dit concept koopcontract worden alle risico’s o.a. met betrekking tot BTW en overdrachtsbelasting bij jou als verkoper neergelegd terwijl deze natuurlijk bij koper zouden moeten liggen. Om die reden heb ik je negatief geadviseerd”.