Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de oplegging van voorwaarden. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de raadsman pleitte voor een straf gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.
Het hof heeft de ernst van de bedreiging van meerdere personen in een druk uitgaansgebied in aanmerking genomen. De verdachte had zich met een mes bemoeid in een vechtpartij en dreigende taal geuit. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend achtte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de strafoplegging en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.