ECLI:NL:GHAMS:2019:1321
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incident tot verval van instantie in hoger beroep met betrekking tot civiele procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een incident tot verval van instantie. De appellant, vertegenwoordigd door mr. W.S. Santema, was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 23 november 2016 een vonnis gewezen in een civiele procedure waarin de geïntimeerden, vertegenwoordigd door mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, als eisers optraden. De appellant had een memorie van grieven ingediend, maar de zaak was op verzoek van de appellant aangehouden voor schikkingsonderhandelingen en ambtshalve doorgehaald. De geïntimeerden hebben vervolgens incidenteel gevorderd dat de procedure bij het hof zou vervallen, maar het hof heeft deze vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat niet was voldaan aan de eisen van artikel 251 Rv, aangezien de appellant niet langer dan twaalf maanden had verzuimd een proceshandeling te verrichten. De beslissing over de proceskosten werd aangehouden en de hoofdzaak werd verwezen naar de rol van 28 mei 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door de geïntimeerden. Het arrest werd openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof.