ECLI:NL:GHAMS:2019:143

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2019
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
200.240.605/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding koopovereenkomst driewielerfiets wegens non-conformiteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van een appellant tegen Holland-Bikes, een onderneming die driewielerfietsen verkoopt. De appellant, die mobiliteitsproblemen ondervindt na een medische ingreep, had een elektrische driewiel-vouwfiets aangeschaft, maar ondervond problemen met het gebruik ervan. De appellant vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de aankoopprijs, stellende dat de fiets niet geschikt was voor zijn specifieke mobiliteitsbeperkingen. De kantonrechter had de vordering afgewezen, onder meer omdat de appellant zijn klachten pas zeven maanden na de levering van de fiets had gemeld.

Het hof oordeelde echter dat de appellant op basis van het advies van Holland-Bikes had mogen vertrouwen dat de fiets geschikt zou zijn voor zijn situatie. Het hof nam daarbij in aanmerking dat de appellant professioneel advies had ingewonnen, waaruit bleek dat de fiets instabiel was en niet voldeed aan zijn behoeften. Het hof verwierp het verweer van Holland-Bikes dat de appellant zelf verantwoordelijk was voor het niet kunnen leren fietsen op de driewieler. Het hof concludeerde dat de fiets ondeugdelijk was en dat de appellant tijdig had geklaagd over de ongeschiktheid van de fiets. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van de appellant toe, met veroordeling van Holland-Bikes in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.240.605/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: 6443073 CV EXPL 17-8031
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 januari 2019
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden,
tegen

1.HOREPA V.O.F., tevens handelend onder de naam Holland-Bikes,

en haar vennoten:
2.
[vennoot A],
3.
[vennoot B],
gevestigd respectievelijk wonende te [vestigingsplaats] (gemeente [gemeente] ),
geïntimeerden,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna ook [appellant] en (geïntimeerden gezamenlijk en in enkelvoud) Holland-Bikes genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 28 mei 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Holland-Bikes als gedaagde.
Tegen Holland-Bikes is verstek verleend.
[appellant] heeft daarna een memorie van grieven ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en zijn vordering in eerste aanleg alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Holland-Bikes in de kosten van beide instanties.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.6) de feiten genoemd die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Nu deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] , die ten gevolge van een medische ingreep (een voorvoetamputatie links) kampt met mobiliteitsproblemen, heeft van Holland-Bikes een elektrische driewiel-vouwfiets gekocht. De factuur daarvoor ten bedrage van € 2.570,53 van 17 juni 2015 is voldaan. De fiets is in juli 2015 geleverd. [appellant] heeft tweemaal gebruik gemaakt van de fiets en beide keren ondervond hij daarbij problemen. Op 28 juli 2015 heeft [appellant] van het Leids Universitair Medisch Centrum een verwijzing gekregen naar een fysiotherapeut en voor begeleiding bij het mobiliseren op de fiets. [appellant] heeft zich gewend tot Rijnlands Revalidatie Centrum, waar hij eind oktober 2015 in behandeling is gekomen. In een schriftelijk advies van 27 januari 2016 van het Rijnlands Revalidatie Centrum (M. Meilink, ergotherapeute Volwassen Revalidatie Orthopedie) is het volgende vermeld:
“De heer [appellant] heeft zijn eigen driewielvouwfiets uitgeprobeerd met de bewegingsagoog. Tijdens de observatie is het duidelijk geworden dat de fiets voor de heer niet geschikt is vanwege de instabiliteit. Dit geeft problemen bij bochten maken, lichte oneffenheden of hellingen fietsen en het manoeuvreren bij beperkte ruimte. De heer [appellant] voelt zich hierdoor angstig en niet veilig op de fiets, vooral als hij de elektrische functie zou willen gebruiken. Daarnaast gaat het op- en afstappen voor hem moeizaam en ondanks dat de zithoogte is versteld zit hij te hoog. Ook het zitten op een standaard zadel, kost tijdens het fietsen moeite.
De driewielvouwfiets met elektrische ondersteuning heb ik zelf ook uitgeprobeerd. Het is merkbaar dat deze fiets instabieler is en dat men eerder moet corrigeren dan een standaard driewielfiets. Ook een andere collega kwam tot dezelfde conclusie.
De heer [appellant] heeft tijdens therapie een andere driewielfiets met elektrische ondersteuning uitgeprobeerd. Het gaat om de Easy Rider, van het merk [X] . Deze driewielfiets is breder en stabieler op de weg, heeft goede zitondersteuning en een lage instap. (…)
Advies
Op de Easy Rider, driewielfiets, voelde de heer [appellant] zich veilig en fietste zonder moeite er op weg. Hij laat zowel binnen (in de sporthal) als buiten zien dat hij er van geniet en de fiets onder controle heeft en beheerst. Mijn advies aan de heer [appellant] is om de huidige driewielvouwfiets om te ruilen naar de genoemde driewielfiets Easy Rider. (…)”.
Bij e-mail van 10 februari 2016 heeft [appellant] Holland-Bikes op de hoogte gebracht van de bevindingen van Rijnlands Revalidatie Centrum en voorgesteld om de fiets te ruilen tegen een ander model van het merk [X] . Holland-Bikes heeft per omgaande bericht geen interesse te hebben in het terugnemen van de fiets nu zij geen dealer van [X] is en daar ook geen relatie of samenwerking mee heeft. Holland-Bikes heeft [appellant] geadviseerd de fiets in te ruilen bij een [X] dealer. Op 23 juni 2017 heeft de advocaat van [appellant] Holland-Bikes aangeschreven met het verzoek om alsnog tot een oplossing te komen. Holland-Bikes heeft laten weten geen mogelijkheden te zien de fiets terug te nemen nu de aankoop 23 maanden eerder is gedaan.
3.2.
In dit geding vordert [appellant] ontbinding van de koopovereenkomst en veroordeling van Holland-Bikes tot betaling van € 2.578,53 tegen retournering van de fiets, met veroordeling van Holland-Bikes in de proceskosten. Aan deze vordering legt [appellant] de stelling ten grondslag - samengevat - dat Holland-Bikes hem een fiets heeft geleverd die ondeugdelijk is omdat deze voor [appellant] als gevolg van diens mobiele beperkingen ongeschikt is om op te fietsen, terwijl Holland-Bikes deze fiets uitdrukkelijk aan [appellant] heeft geadviseerd.
3.3.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. Hetgeen de kantonrechter daartoe heeft overwogen, kan als volgt worden samengevat. Eerst op 10 februari 2016 heeft [appellant] Holland-Bikes op de hoogte gesteld van zijn klachten, zeven maanden na de aflevering van de fiets. Van [appellant] had gevergd mogen worden dat hij zijn klachten direct na constatering aan Holland-Bikes kenbaar had gemaakt, zodat naar een adequate oplossing had kunnen worden gezocht. Het beroep van Holland-Bikes op de klachtplicht slaagt daarom. Holland-Bikes heeft [appellant] weliswaar op een testlocatie een proefrit laten maken, maar dit wil niet zeggen dat Holland-Bikes de garantie heeft afgegeven dat de fiets geschikt was voor de medische situatie van [appellant] . Beide partijen zijn er ten tijde van de testrit van uitgegaan dat [appellant] het zou moeten kunnen leren. Het was dus niet evident dat de fiets niet geschikt was voor de situatie van [appellant] . [appellant] heeft ook bewust gekozen voor een vouwfiets die naar zijn aard lichter is en mogelijk ook instabieler. Het had op de weg van [appellant] gelegen om zich er voor aanschaf rekenschap van te geven dat de fiets voor hem geschikt was. Dat hij dit achteraf heeft gedaan komt voor zijn rekening.
3.4.
In de beide grieven komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter omtrent de klachtplicht en - zo begrijpt het hof de grieven, mede bezien tegen de achtergrond van het debat in eerste aanleg - de geschiktheid van de fiets. Het hof oordeelt als volgt.
3.5.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken valt het volgende op te maken. Holland-Bikes presenteert zich als “Compacte Mobiliteit Specialisten”. Overgelegd is informatie, afkomstig van de website van Holland-Bikes, waarin wordt ingegaan op de bijzonderheden van het rijden op een driewieler en de problemen die daarbij (kunnen) komen kijken. Vermeld is dat het rijden op een driewieler niet eenvoudig is, dat tijd moet worden geïnvesteerd in het leren rijden op een driewieler, dat dat te leren is door het gewoon te doen en dat de fiets dan “al uw mobiliteitsproblemen oplost”. In de informatie is ook vermeld dat Holland-Bikes graag wil dat een potentiële koper een afspraak maakt om de fiets niet alleen te bekijken maar ook te testen. Ook van [appellant] (wonende te [woonplaats] ) verlangde Holland-Bikes (zaakdoende te [vestigingsplaats] ) dat deze aanwezig zou zijn om een fiets te testen. Met uitleg en dergelijke was daarmee kennelijk 2,5 uur gemoeid .
3.6.
Het hof leidt hieruit af dat [appellant] bij de koop van de fiets niet over één nacht ijs is gegaan en verbindt aan een en ander de conclusie dat hij op basis van het hem door Holland-Bikes als ter zake deskundige gegeven advies erop heeft mogen vertrouwen dat de fiets voor hem met zijn specifieke mobiliteitsprobleem geschikt zou zijn, zij het dat oefening en mogelijk les nodig zouden zijn.
3.7.
Nadat [appellant] gebleken was dat het gebruiken van de fiets niet naar tevredenheid ging en hij besloten had voor het leren fietsen op de fiets professionele begeleiding in te roepen, is door (onder anderen) een bewegingsagoog geoordeeld dat de fiets voor [appellant] niet geschikt was wegens de instabiliteit en dat een ander type fiets voor hem wel geschikt was.
3.8.
Voor zover Holland-Bikes de gestelde ondeugdelijkheid van de fiets betwist met het verweer dat [appellant] er zeker op had kunnen leren fietsen, acht het hof het verweer ondeugdelijk tegenover de bevindingen van Rijnlands Revalidatie Centrum - gedaan na kennelijk een betrekkelijk eenvoudige observatie - dat de fiets niet geschikt was voor [appellant] . Het hof neemt hierbij in aanmerking dat Holland-Bikes in reactie op de klacht van [appellant] die bevindingen niet heeft bestreden en hem het advies heeft gegeven de fiets elders in te ruilen. Voor zover nodig voegt het hof hier nog aan toe dat de beoordeling van de deugdelijkheid van de fiets niet op zichzelf staat, maar in relatie tot de specifieke mobiliteitsbeperkingen van [appellant] . [appellant] mocht dan ook verwachten dat de fiets de eigenschappen bezat die nodig zijn voor het bij de overeenkomst voorziene bijzondere gebruik van de fiets door hem, dat samenhing met zijn specifieke mobiliteitsbeperkingen.
3.9.
Het hof verwerpt derhalve het verweer van Holland-Bikes dat de fiets niet ondeugdelijk was en deelt niet het oordeel van de kantonrechter dat de ongeschiktheid van de fiets voor [appellant] voor rekening van [appellant] komt.
3.10.
Het hof deelt evenmin het oordeel van de kantonrechter erop neerkomende dat [appellant] niet overeenkomstig het voorschrift van artikel 7:23 lid 1 BW binnen bekwame tijd heeft kennis gegeven aan Holland-Bikes dat de fiets ongeschikt was voor hem. Uit het voorgaande volgt dat het voor [appellant] pas na het advies van Rijnlands Revalidatie Centrum duidelijk was dat de fiets voor hem niet geschikt was, terwijl onvoldoende grond bestaat aan te nemen dat [appellant] redelijkerwijs eerder van die ongeschiktheid op de hoogte had moeten zijn.
3.11.
De slotsom luidt dat de grieven slagen en het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. De vordering van [appellant] zal alsnog worden toegewezen. Bij deze uitkomst zal Holland-Bikes worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
opnieuw rechtdoende:
vernietigt de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de in deze procedure bedoelde fiets;
veroordeelt geïntimeerden hoofdelijk tot betaling aan [appellant] van € 2.578,53 en bepaalt dat [appellant] na ontvangst van deze betaling de fiets dient te retourneren aan Holland-Bikes;
veroordeelt Holland-Bikes in de kosten van beide instanties en begroot deze aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg tot de datum van het vonnis op € 333,58 wegens verschotten en € 350,- wegens salaris en in hoger beroep tot deze uitspraak op € 425,18 wegens verschotten en € 759,- wegens salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, A.M.A. Verscheure en D. Kingma en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2019.