Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primairzonder en
subsidiairmet toekenning van een transitievergoeding aan [geïntimeerde] en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in beide instanties te vermeerderen met de wettelijke rente en met nakosten.
primairRenewi in haar verzoek niet ontvankelijk te verklaren althans dit verzoek te verwerpen en
subsidiair,indien het hof oordeelt dat het verzoek van Renewi ten onrechte is afgewezen, (1) bij het bepalen van de einddatum van de arbeidsovereenkomst rekening te houden met een opzegtermijn van drie maanden, (2) Renewi te veroordelen aan [geïntimeerde] de transitievergoeding te betalen van € 11.568,63 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente als betaling niet binnen een maand na het einde van de arbeidsovereenkomst heeft plaatsgevonden, (3) Renewi te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ex artikel 7:683 BW van € 58.626,-- bruto, althans een door het hof in goede justitie te betalen billijke vergoeding en (4) Renewi op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot het verschaffen van een deugdelijke specificatie betreffende de betaling van de transitievergoeding en de billijke vergoeding met
primair en subsidiairveroordeling van Renewi in de kosten van de procedure.
2.Feiten
3.Beoordeling
primairverzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen en Renewi op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen hem weer te werk te stellen in de gebruikelijke werkzaamheden.
Subsidiairheeft [geïntimeerde] dezelfde (tegen)verzoeken gedaan als hij in hoger beroep opnieuw heeft ingesteld (zie hiervoor onder 1.3).
Wij hebben vastgesteld dat beide partijen(hof: [geïntimeerde] en [A] )
agressief en provocerend gedrag hebben vertoond en hun beheersing zijn verloren. Zo is onder meer gezien dat u naar de vrachtwagen waarin [A] zich bevond heeft gespuugd. Daarnaast is waargenomen dat u de heer [A] heeft uitgedaagd om uit de vrachtwagen te stappen. U heeft met uw handelen aangestuurd op escalatie van de zaak, tot welke escalatie het niet veel later ook daadwerkelijk is gekomen.
4.Beslissing
€ 11.568,63 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over het netto verschuldigde bedrag indien betaling niet uiterlijk op 30 juni 2019 heeft plaatsgevonden;