ECLI:NL:GHAMS:2019:1959

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
200.243.195/01 en 200.257.185/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging van zaken in hoger beroep tussen American Express Services Europe Limited en Stichting Topvoetbal Oostzaan

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep met betrekking tot twee zaken, genummerd 200.243.195/01 en 200.257.185/01. De vennootschap American Express Services Europe Limited (AMEX) heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. In de hoofdzaak met zaaknummer 200.243.195/01 heeft AMEX op 27 juni 2018 een dagvaarding uitgebracht tegen onder andere Stichting Topvoetbal Oostzaan (STO) en de Ontvanger van de Belastingdienst. AMEX heeft in het incident gevorderd dat de zaken worden gevoegd op basis van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De geïntimeerden hebben bezwaar gemaakt tegen deze voeging, stellende dat de vordering niet tijdig is gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat de vordering tot voeging niet aan de eisen van artikel 220 lid 2 Rv voldoet, omdat deze niet tijdig is ingesteld. De vordering tot voeging is derhalve afgewezen.

In de tweede zaak, 200.257.185/01, heeft STO hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. Ook hier heeft AMEX gevorderd om voeging van de zaken. Het hof heeft geconcludeerd dat de zaken in verschillende stadia van de procedure verkeren en dat voeging niet in het belang van de proceseconomie is. De vordering tot voeging is opnieuw afgewezen. Het hof heeft de beslissing over de proceskosten aangehouden en de hoofdzaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van het hof.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummers : 200.243.195/01 en 200.257.185/01
zaak-/rolnummers rechtbank Noord-Holland: C/15/258566/ HA ZA 17-343 en
C/15/270585/ HA ZA 18-113
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 juni 2019 (bij vervroeging)
inzake
zaaknummer 200.243.195/01:
de vennootschap naar vreemd recht
AMERICAN EXPRESS SERVICES EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), tevens gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. E. van der Hoeden te Amstelveen,
tegen

1.[geïntimeerde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. STICHTING TOPVOETBAL OOSTZAAN,

gevestigd te Oostzaan,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht,
3. DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/MKB/KANTOOR HOORN,
LOCATIE AMSTERDAM,
kantoorhoudend te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam,
en:
zaaknummer 200.257.185/01:
STICHTING TOPVOETBAL OOSTZAAN,
gevestigd te Oostzaan,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. P.C. Smit te Utrecht,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
AMERICAN EXPRESS SERVICES EUROPE LIMITED,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk), tevens gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. E. van der Hoeden te Amstelveen.
Partijen worden hierna AMEX, [geïntimeerde sub 1] , STO en de Ontvanger genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

zaaknummer 200.243.195/01:
AMEX is bij dagvaarding van 27 juni 2018 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Noord-Holland onder zaak-/rolnummer C/15/258566/ HA ZA 17-343 gewezen vonnis van 11 april 2018 tussen AMEX als eiseres en [geïntimeerde sub 1] , STO en de Ontvanger als gedaagden. AMEX heeft daarna van grieven gediend. [geïntimeerde sub 1] en STO hebben een memorie van antwoord ingediend, evenals de Ontvanger. Door [geïntimeerde sub 1] en STO en door de Ontvanger is arrest gevraagd.
Bij incidentele conclusie heeft AMEX op de voet van artikel 222 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gevorderd dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.257.185/01 tussen STO als appellante en AMEX als geïntimeerde aanhangige zaak.
[geïntimeerde sub 1] en STO hebben daarop in het incident geantwoord en, uitvoerbaar bij voorraad, geconcludeerd tot afwijzing, met veroordeling van AMEX in de kosten van het incident, vermeerderd met nakosten en uitvoerbaar bij voorraad.
De Ontvanger heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
zaaknummer 200.257.185/01:
STO is bij dagvaarding van 21 februari 2019 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Noord-Holland onder zaak-/rolnummer C/15/270585/ HA ZA 18-113 gewezen vonnis van 21 november 2018 tussen AMEX als eiseres en STO als gedaagde. AMEX heeft een anticipatie-exploot uitgebracht.
Bij incidentele conclusie heeft AMEX op de voet van artikel 222 Rv gevorderd dat de onderhavige zaak wordt gevoegd met de bij dit hof onder zaaknummer 200.243.195/01 tussen AMEX als appellante en [geïntimeerde sub 1] , STO en de Ontvanger als geïntimeerden aanhangige zaak.
STO heeft daarop in het incident geantwoord en, uitvoerbaar bij voorraad, geconcludeerd tot afwijzing, met veroordeling van AMEX in de kosten van het incident, vermeerderd met nakosten en uitvoerbaar bij voorraad.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident tot voeging in 200.243.195/01:
2.1
AMEX heeft voeging gevorderd op de grond dat de beide zaken verknocht zijn.
2.2
[geïntimeerde sub 1] , STO en de Ontvanger hebben bezwaar gemaakt tegen voeging omdat de vordering niet tijdig is gedaan.
2.3
Het hof oordeelt dat niet aan de eisen van artikel 220 lid 2 Rv wordt voldaan; de vordering is niet ingesteld bij de dagvaarding of bij incidentele conclusie vóór het antwoord. De vordering tot voeging zal derhalve worden afgewezen.
2.4
De beslissing over de kosten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol van 25 juni 2019 worden verwezen voor beraad appellant.
in het incident tot voeging in 200.257.185/01:
2.5
AMEX heeft voeging gevorderd op de grond dat de beide zaken verknocht zijn. Volgens AMEX blijkt dat reeds uit het feit dat alle vier de procespartijen in zaak 200.243.195/01 in hun processtukken hebben verwezen naar het vonnis waartegen het hoger beroep in zaak 200.257.185/01 is gericht.
2.6
STO heeft bezwaar gemaakt tegen voeging. De procedures handelen volgens STO over verschillende rechtsfiguren, die niet met elkaar verknocht zijn. In 200.243.195/01 vordert AMEX immers in hoger beroep de vernietiging van de vaststellingsovereenkomst tussen de Ontvanger, STO en [geïntimeerde sub 1] , terwijl in 200.257.185/01, gewezen tussen AMEX en STO, door de rechtbank uitspraak is gedaan in een zogenaamde verklaringsprocedure.
2.7
Het hof overweegt als volgt. Beide zaken zijn in een zodanig verschillend stadium van de procedure – in de zaak met zaaknummer 200.243.195/01 is door geïntimeerden reeds om arrest gevraagd terwijl in de zaak met zaaknummer 200.257.185/01 nog van grieven moet worden gediend – dat niet kan worden gezegd dat de proceseconomie is gediend met voeging en (verdere) aanhouding van de uitspraak in de procedure met zaaknummer 200.243.195/01. Onder die omstandigheden acht het hof voeging van zaken niet aangewezen. Gelet hierop kan hetgeen overigens door STO tegen de voeging is aangevoerd onbesproken blijven. De vordering tot voeging zal worden afgewezen.
2.8
De beslissing over de kosten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door STO.
in de hoofdzaken:
2.9.
In haar incidentele conclusies heeft AMEX verzocht in plaats van haarzelf een andere rechtspersoon als partij te stellen, omdat de aan de orde zijnde rechtsverhoudingen aan die partij zijn overgedragen. Hoewel de wederpartijen hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt, is dit niet de juiste gang van zaken. Voor wijziging van een procespartij dienen de artikelen 225 en 227 Rv in acht te worden genomen.

3.Beslissing

Het hof:
in de incidenten tot voeging:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaken;
in de hoofdzaak met zaaknummer 200.243.195/01:
verwijst de zaak naar de rol van 25 juni 2019 voor beraad appellant;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak met zaaknummer 200.257.185/01:
verwijst de zaak naar de rol van 23 juli 2019 voor het nemen van een memorie van grieven door STO;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en A.R. Sturhoofd en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.