Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil in hoger beroep
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Beoordeling van het hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, die op 3 mei 2018 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. Belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen ontvangen voor het jaar 2014, waartegen hij bezwaar had aangetekend. De inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna belanghebbende in beroep ging. De rechtbank ontving het beroepschrift pas op 30 november 2016, terwijl dit uiterlijk op 18 augustus 2016 ingediend had moeten zijn. Belanghebbende voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder een bipolaire stoornis en opname in een GGZ-instelling, niet in staat was om tijdig beroep in te stellen. Het Hof oordeelde echter dat deze omstandigheden zich pas na de termijnoverschrijding hebben voorgedaan en dat belanghebbende een professionele gemachtigde had die het beroep had ingediend. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kostenveroordeling werd afgewezen, en het Hof gaf aan dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling.