ECLI:NL:GHAMS:2019:2568

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
23-000154-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van MDMA met taakstraf als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het bezit van MDMA, waarbij de politierechter een taakstraf van 120 uren had opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging omvatte twee zaken: in de eerste zaak (parketnummer 13-142480-18) had de verdachte op 6 juni 2018 in Amsterdam ongeveer 2,58 gram MDMA en 14 tabletten in zijn bezit. In de tweede zaak (parketnummer 13-248788-18) had hij op 12 november 2018 ongeveer 0,44 gram MDMA en 6 pillen in zijn bezit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De straf is vastgesteld op 100 uren taakstraf, in plaats van de eerder opgelegde 120 uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel is meegewogen. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de specifieke omstandigheden van de zaak. De beslissing is genomen in het belang van de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000154-19
datum uitspraak: 19 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-142480-18 en 13-248788-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-142480-18:
hij op of omstreeks 6 juni 2018 te Amsterdamm, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2.58 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 14 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Zaak met parketnummer 13-248788-18:
hij op of omstreeks 12 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6 pillen en/of 0,44 gram, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 13-142480-18:
hij op 6 juni 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 2,58 gram van een materiaal bevattende MDMA en 14 tabletten van een materiaal bevattende MDMA.
Zaak met parketnummer 13-248788-18:
hij op 12 november 2018 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad 6 pillen en 0,44 gram van een materiaal bevattende MDMA.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 bewezen verklaarde levert op:
Telkens: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft verzocht de in eerste aanleg opgelegde taakstraf flink te matigen dan wel de verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de opgelegde taakstraf niet in overeenstemming is met de landelijke oriëntatiepunten en met straffen die rechters in vergelijkbare zaken opleggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan het bezit van een hoeveelheid en een aantal pillen van een materiaal bevattende MDMA. MDMA vormt een gevaar voor de volksgezondheid en is bezwarend voor de samenleving vanwege de strafbare feiten die gebruikers ervan begaan om hun behoefte aan deze stof te financieren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juni 2019 is hij weliswaar voorafgaand aan het plegen van de onderhavige feiten onherroepelijk veroordeeld doch niet ter zake van een soortgelijk delict, zodat het hof dat niet ten nadele van de verdachte zal wegen. Het hof zal rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft gelet op de straffen die door rechters bij het opzettelijk aanwezig hebben van MDMA plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten voor Straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Daarin wordt voor een hoeveelheid tussen de 10 en 50 gram een taakstraf voor de duur van 80 uren genoemd. Nu de verdachte twee keer met voor de handel geschikte hoeveelheden MDMA werd aangetroffen terwijl hij personen aansprak met de woorden “MDMA” en/of “XTC” ziet het hof aanleiding ten nadele van de verdachte af te wijken van eerdergenoemde oriëntatiepunten.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf als gevorderd door de advocaat-generaal passend en geboden. Het hof ziet geen reden de taakstraf (deels) voorwaardelijk op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-142480-18 en in de zaak met parketnummer 13-248788-18 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-142480-18 en in de zaak met parketnummer
13-248788-18 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. M.P. van der Stroom, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 juli 2019.
Mrs. H.A. van Eijk en M.P. van der Stroom zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]
.