In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het bezit van MDMA, waarbij de politierechter een taakstraf van 120 uren had opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 juli 2019 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. De tenlastelegging omvatte twee zaken: in de eerste zaak (parketnummer 13-142480-18) had de verdachte op 6 juni 2018 in Amsterdam ongeveer 2,58 gram MDMA en 14 tabletten in zijn bezit. In de tweede zaak (parketnummer 13-248788-18) had hij op 12 november 2018 ongeveer 0,44 gram MDMA en 6 pillen in zijn bezit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De straf is vastgesteld op 100 uren taakstraf, in plaats van de eerder opgelegde 120 uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte is eerder veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten, wat in zijn voordeel is meegewogen. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de specifieke omstandigheden van de zaak. De beslissing is genomen in het belang van de volksgezondheid en de samenleving.