In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Amsterdamse Vastgoed Maatschappij B.V. (AVM c.s.) tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een kort geding waarin AVM c.s. vorderde tot ontruiming van een perceelsgedeelte dat in eigendom is van de buren, [geïntimeerden]. De voorzieningenrechter had de vordering afgewezen, en AVM c.s. is in hoger beroep gegaan. Het hof oordeelt dat, hoewel niet aannemelijk is dat de buren de grond onder de haag door verjaring hebben verkregen, de vereiste nauwkeurige bepaling van de erfgrens in dit kort geding niet mogelijk is. De feiten zijn als volgt: AVM c.s. is sinds 2016 eigenaar van percelen in Amstelveen, terwijl [geïntimeerden] sinds 2006 eigenaar zijn van aangrenzende percelen. Er is een erfdienstbaarheid van weg gevestigd ten behoeve van [geïntimeerden]. De zaak is behandeld op zittingen in 2018 en 2019, maar partijen hebben geen overeenstemming bereikt. Het hof concludeert dat de vordering van AVM c.s. niet kan worden toegewezen, omdat er geen duidelijkheid is over de erfgrens. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelt AVM c.s. in de proceskosten.