ECLI:NL:GHAMS:2019:2902

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
200.252.731/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot schorsing van het geding in hoger beroep met betrekking tot aansprakelijkheid en zorgplicht in de muziekproductie

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een incident tot schorsing van het geding in hoger beroep. De appellanten, [X] c.s., hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hun vorderingen tegen [Y] zijn afgewezen. De vorderingen van [X] c.s. zijn gericht op het vaststellen van de aansprakelijkheid van [Y] voor schade die zij zouden hebben geleden door een vermeende schending van de zorgplicht door [Y], die als belastingadviseur heeft gefungeerd. De rechtbank oordeelde dat [Y] niet tekort is geschoten in zijn advisering, wat door [X] c.s. wordt betwist.

In het incident vorderen [X] c.s. schorsing van het geding totdat duidelijk is of het Openbaar Ministerie (OM) overgaat tot vervolging van [Y]. Het hof overweegt dat er geen aanleiding is voor schorsing, omdat niet is gebleken dat de strafrechtelijke procedure van invloed zal zijn op de civiele zaak. Het hof wijst de incidentele vordering tot schorsing af en verwijst de hoofdzaak naar de rol voor het nemen van een memorie van antwoord door [Y]. De proceskosten van het incident worden aan het eindarrest in de hoofdzaak aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.252.731/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/619452 / HA ZA 16-1205
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2019
inzake

1.[X] ,

wonend te [woonplaats 1] ,
2.
FROMWITHIN B.V.,
gevestigd te Veenendaal,
appellanten in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. O. Düzgün te Amsterdam,
tegen

1.[Y] ,

wonend te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
GREENBERG TRAURIG LLP,
gevestigd te New York (Verenigde Staten van Amerika),
advocaat: mr. D. Rijpma te ’s-Gravenhage,
3.
CERTA LEGAL ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
verweerders in het incident.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna [X] c.s. en afzonderlijk [X] en Fromwithin genoemd. Geïntimeerden worden hierna [Y] c.s. en afzonderlijk [Y] , Greenberg Traurig en Certa Legal genoemd.
[X] c.s. zijn bij dagvaarding van 9 november 2018 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2018 dat onder bovengenoemd zaak-/rolnummer is gewezen tussen [X] c.s. als eisers en [Y] c.s. als gedaagden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, tevens houdende incidentele vordering tot schorsing, met producties;
- antwoordconclusie incidentele vordering tot schorsing van [Y] .
Vervolgens is op eenstemmig verzoek van partijen de procedure ten aanzien van Greenberg Traurig en Certa Legal doorgehaald.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.
Nadien hebben [X] c.s. een akte vermindering eis in de hoofdzaak genomen.
[X] c.s. hebben in het incident gevorderd dat het hof het geding zal schorsen totdat duidelijk is of het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) overgaat tot vervolging van [Y] .
[Y] heeft geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering tot schorsing zal afwijzen, met veroordeling van [X] c.s. in de kosten van het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1.
Het gaat in deze zaak, kort samengevat en voor zover in het incident van belang, om het volgende. [X] is DJ/muziekproducer op het gebied van electronic dance music. [Y] is belastingadviseur en heeft [X] in die hoedanigheid geadviseerd. In eerste aanleg hebben [X] c.s., voor zover thans in hoger beroep nog van belang, gevorderd voor recht te verklaren dat [Y] zijn zorgplicht tegenover [X] en/of DTI - de op 28 januari 2013 opgerichte Cypriotische vennootschap Dance To It Ltd. - en/of Fromwithin heeft geschonden en dat hij jegens hen aansprakelijk is voor de daardoor geleden schade, en [Y] te veroordelen tot betaling aan (kennelijk) [X] c.s. van schadevergoeding (deels op te maken bij staat). De rechtbank heeft deze vorderingen bij het bestreden vonnis afgewezen, omdat naar haar oordeel geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [Y] . Daartoe heeft de rechtbank onder andere overwogen dat [Y] heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht met zijn advies van 4 december 2012, inhoudende - onder andere - dat [X] formeel uit Nederland zou emigreren en DTI zou worden opgericht, en zijn advies van 16 juni 2014 dat betrekking had op de fiscale woonplaatsbepaling voor [X] . Van dit vonnis zijn [X] c.s. in hoger beroep gekomen.
2.2.
Ter onderbouwing van hun incidentele vordering tot schorsing van het geding hebben [X] c.s. aangevoerd dat het denkbaar is dat het tot een vervolging van [Y] en een veroordelend (straf)vonnis komt. Volgens [X] c.s. doet het gedeeltelijke proces-verbaal van de FIOD van 22 februari 2018 vermoeden dat er nog meer bewijs is van de wijze waarop de advisering door [Y] niet correct was en heeft de FIOD ook andere DJ’s als verdachte dan wel als getuige gehoord over de wijze waarop zij betrokken zijn geweest bij de advisering door [Y] . [X] c.s. hebben zich dan ook gemeld bij het OM en verzocht om inzage in het strafdossier, waaronder het volledige FIOD aanvangsproces-verbaal. Het is voor [X] c.s. in verband met hun bewijspositie in de onderhavige zaak van belang dat zij inzage krijgen in het strafdossier tegen [Y] en dat zij kennis nemen van een eventueel tegen hem uitgesproken (straf)vonnis, zodat zij die informatie ter onderbouwing van hun stellingen en vorderingen kunnen gebruiken. [X] c.s. willen dus in elk geval met de voortzetting van het geding in appel wachten, totdat duidelijk is of het OM tot vervolging van [Y] overgaat, ook omdat zij zich als benadeelde partij in een strafzaak zouden kunnen voegen en op die wijze tegen geringere kosten hun schade vergoed zouden kunnen krijgen. Aldus (nog steeds) [X] c.s.
2.3.
[Y] heeft verweer gevoerd op gronden die hierna, voor zover
nodig, zullen worden weergegeven.
2.4.
Schorsing van het geding is mogelijk in de in lid 1 van artikel 225 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) genoemde gevallen. Gesteld noch gebleken is dat zich in de onderhavige zaak een van deze gevallen voordoet. De wet bevat evenwel geen limitatieve opsomming van in te stellen incidentele vorderingen, zodat [X] c.s. in hun conform de voorschriften van artikel 208 Rv ingestelde incidentele vordering kunnen worden ontvangen. [X] c.s. wensen in feite een langdurige aanhouding van de onderhavige appelprocedure in afwachting van een beslissing van het OM om al dan niet tot vervolging van [Y] over te gaan en eigenlijk zelfs, gezien de onderbouwing van hun incidentele vordering, totdat het in een eventuele strafzaak, waarin zij zich wellicht als benadeelde partij zullen voegen, tegen [Y] tot een (veroordelend) vonnis is gekomen. Het hof ziet tot een dergelijke aanhouding, waartegen door [Y] gemotiveerd bezwaar is gemaakt, geen aanleiding. [X] c.s. hebben onvoldoende duidelijk gemaakt dat het strafrechtelijk onderzoek (van de FIOD), waarvan [Y] kennelijk onderwerp is, betrekking heeft op de zaak van [X] c.s. tegen hem, althans dat daaruit voor deze zaak relevante informatie zal (kunnen) voortkomen. Daarmee hebben zij evenmin voldoende duidelijk gemaakt dat enig zicht is op vervolging van [Y] , laat staan op een veroordelend vonnis in een strafzaak tegen hem, noch dat de vervolging betrekking zal hebben op gedragingen die [Y] in de onderhavige civiele zaak door [X] c.s. worden verweten. Dit maakt dat het hof het niet gerechtvaardigd acht om de voortgang van de onderhavige zaak, waarin [X] c.s. al van grieven hebben gediend, daarvan afhankelijk te maken. Op grond van het voorgaande zal de incidentele vordering tot schorsing (of aanhouding) van het geding worden afgewezen.
2.5.
[X] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden verwezen in de proceskosten van dit incident.
in de hoofdzaak
2.6.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor het nemen van een memorie van antwoord door [Y] .
3. Beslissing
Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 17 september 2019 voor het nemen van een memorie van antwoord door [Y] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, J.W. Hoekzema en A.R. Sturhoofd en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.