Op 9 september 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een rekestprocedure met parketnummer 23-003010-17. Deze zaak betreft de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, die eerder was opgelegd in een arrest van 29 juni 2018. De veroordeelde had zich schuldig gemaakt aan het niet naleven van bijzondere voorwaarden die aan de voorwaardelijke straf waren verbonden. De advocaat-generaal had op 17 juli 2019 een vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf te gelasten, omdat de veroordeelde niet had voldaan aan de verplichtingen om zich te melden bij de reclassering en deel te nemen aan een behandeling voor zijn alcoholgebruik.
Tijdens de zitting was de veroordeelde niet aanwezig, noch zijn raadsman, die had aangegeven geen contact te hebben kunnen krijgen met zijn cliënt. De reclasseringswerker was wel aanwezig en bevestigde dat de veroordeelde meerdere keren was uitgenodigd voor afspraken, maar dat hij niet was verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder kansen had gekregen om aan de voorwaarden te voldoen, maar dat hij deze niet had benut. Gezien de niet-naleving van de bijzondere voorwaarden heeft het hof besloten de vordering van de advocaat-generaal toe te wijzen en de voorwaardelijke gevangenisstraf alsnog ten uitvoer te leggen.
De beslissing is genomen door de rechters M.L.M. van der Voet, H.A. van Eijk en B.A.A. Postma, en is uitgesproken in de openbare zitting van het hof. De beslissing is gebaseerd op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen bij niet-naleving van de voorwaarden.