ECLI:NL:GHAMS:2019:3278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 september 2019
Publicatiedatum
9 september 2019
Zaaknummer
23-004139-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wapenbezit en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie, gepleegd op 15 juli 2017 te Alkmaar. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 6 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 50 uren. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, wat een ernstige overtreding van de Wet wapens en munitie is. De verdachte had geprobeerd het vuurwapen een horecagelegenheid binnen te smokkelen, wat de ernst van de zaak vergroot. Het hof heeft de eerdere straf van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 50 uren. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004139-17
datum uitspraak: 9 september 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 november 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-154351-17 en 15-252077-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2017 te Alkmaar, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III onder 1º, te weten een revolver (Onbekend Olympic 38), en/of munitie van categorie II, te weten 8 bij het vuurwapen behorende kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2017 te Alkmaar, een wapen van categorie III onder 1º , te weten een revolver (Onbekend Olympic 38), en munitie van categorie II, te weten 8 bij het vuurwapen behorende kogelpatronen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
en,
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Daarbij zijn als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij GGZ reclassering Palier en een behandelverplichting bij Brijder verslavingszorg gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden zoals deze in eerste aanleg zijn gesteld. Daarnaast heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 50 uren gevorderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Wet wapens en munitie door een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden te hebben op de openbare weg in Alkmaar. De verdachte heeft daarbij tijdens het uitgaan geprobeerd dit vuurwapen een horecagelegenheid binnen te smokkelen. Dat de verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen bij zich droeg omdat hij meermalen is mishandeld door personen die het op hem hebben gemunt en hij zich tegen hen wenst te kunnen verdedigen, doet aan de ernst van het feit niets af. Een vuurwapen vormt in handen van een daartoe niet bevoegde een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Tegen onbevoegd wapenbezit dient daarom krachtig te worden opgetreden hetgeen zijn weerslag vindt in de straf die rechters in dergelijke zaken veelal opleggen, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Het aantal slachtoffers van vuurwapengeweld en de daardoor veroorzaakte gevoelens van onveiligheid in de samenleving onderstrepen de noodzaak hiervan. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 augustus 2019 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt.
Noch in de ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerde omstandigheden, noch in hetgeen daarnaast omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte is aangevoerd, vindt het hof aanleiding een mildere of andersoortige straf op te leggen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd, zal het hof geen deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden opleggen. Het hof acht bijzondere voorwaarden niet nodig, mede gelet op het ter terechtzitting overgelegde behandelplan van Brijder verslavingszorg, waaruit blijkt dat begeleiding en behandeling van de verdachte reeds gestalte krijgt. Het hof ziet ook overigens geen reden een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-252077-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting de tenuitvoerlegging gevorderd van de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf.
De raadsman heeft verzocht de vordering af te wijzen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zodat de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke opgelegde straf kan worden gelast. Het hof ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd en ook overigens geen reden om andersluidend te beslissen. Daarom zal het hof de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 24 februari 2016, parketnummer 15-252077-15, te weten van: een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. M.L.M. van der Voet en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2019.
mr. H.A. van Eijk en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]