In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 31 maart 2018 te Purmerend. De verdachte heeft de aangever met een stok op het achterhoofd geslagen, waarbij de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar de verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, inclusief de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging. De verdediging voerde aan dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer of noodweerexces toekwam, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een onmiddellijke wederrechtelijke aanranding op het moment van de geweldshandeling. De aangever was al van de woning weggelopen toen de verdachte hem sloeg, waardoor het beroep op noodweer werd verworpen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, met de bepaling dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen.