ECLI:NL:GHAMS:2019:3433

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
25 september 2019
Zaaknummer
18/00122
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges in rekening gebracht door heffingsambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 september 2019 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X BV] tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Schagen. De zaak betreft de leges die door de heffingsambtenaar in rekening zijn gebracht voor het in behandeling nemen van een aanvraag omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar had op 29 maart 2016 een bedrag van € 132.403,45 aan leges opgelegd, welke handhaving door de rechtbank Noord-Holland in een eerdere uitspraak werd bevestigd. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. A. Glijnis, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 september 2019 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij belanghebbende slechts de helft van het oorspronkelijke bedrag, € 66.201,72, verschuldigd is, mits dit bedrag voor 10 september 2019 wordt betaald. Indien dit bedrag niet tijdig wordt betaald, is belanghebbende alsnog het volledige bedrag van € 132.403,45 verschuldigd. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de kennisgeving leges verminderd tot het overeengekomen bedrag. Tevens is een proceskostenvergoeding van € 1.024 vastgesteld voor de rechtsbijstand in hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot cassatie binnen zes weken na verzenddatum.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 18/00122
12 september 2019
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X BV],gevestigd te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A. Glijnis),
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 17/1167 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schagen,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 29 maart 2016 bij schriftelijke kennisgeving aan belanghebbende een bedrag van € 132.403,45 aan leges in rekening gebracht (hierna: de kennisgeving leges).
1.2.
Na daartegen gemaakte bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 13 januari 2017, de kennisgeving leges gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van 8 februari 2018 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof per fax ingekomen op 19 maart 2018. De nadere motivering is ingekomen op 16 april 2018.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Van belanghebbende is op 2 september 2019 een nader stuk ingekomen dat in kopie aan de wederpartij is gezonden.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 september 2019. Ter zitting zijn verschenen [Y] en zijn gemachtigde, voornoemd. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen mr. M.J.M. de Ruyter en G. Benit. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.2. Geschil in hoger beroep

Evenals voor de rechtbank is in geschil of de heffingsambtenaar terecht en op goede gronden leges in rekening heeft gebracht voor het in behandeling nemen van de op 22 mei 2015 ontvangen aanvraag omgevingsvergunning.

3.Beoordeling van het geschil

3.1.
Ter zitting van het Hof hebben partijen een compromis bereikt, in die zin dat belanghebbende alleen de helft van het bedrag van de kennisgeving leges, te weten een bedrag van € 66.201,72 verschuldigd is, mits belanghebbende dit bedrag vóór 10 september 2019 betaalt. Ingeval het voormelde bedrag van € 66.201,72 niet wordt betaald binnen die termijn, dient belanghebbende alsnog het volledige bedrag van de kennisgeving leges ten bedrage van € 132.403,45 te betalen, zo zijn partijen aanvullend nog overeengekomen.
3.2.
Het voorgaande leidt voor dit geschil tot de conclusie, zo heeft het Hof partijen ter zitting voorgehouden (en waarmede zij akkoord zijn gegaan), dat het hoger beroep gegrond is, de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd, het beroep gegrond dient te worden verklaard en de kennisgeving leges dient te worden verminderd tot een bedrag van
€ 66.201,72. Voorts zijn partijen overeengekomen dat belanghebbende in aanmerking komt voor een forfaitaire proceskostenvergoeding in hoger beroep en een vergoeding van de griffierechten in hoger beroep.

4.Kosten

In aansluiting op hetgeen tussen partijen is overeengekomen (zie onder 3.2.) stelt het Hof de voor vergoeding in aanmerking komende kosten vast op € 1.024 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof (2 punten voor proceshandelingen à € 512 per punt x 1 (gewicht)).

5.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vermindert de kennisgeving leges tot op een bedrag van € 66.201,72;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten in hoger beroep aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een bedrag van € 1.024;
  • gelast de heffingsambtenaar de griffierechten in hoger beroep van € 508 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. N. Djebali, voorzitter van de belastingkamer,
M.J. Leijdekker en M. van den Bosch, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. P.L. Cheung als griffier. De beslissing is op 12 september 2019 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1.
bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.