ECLI:NL:GHAMS:2019:3556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2019
Publicatiedatum
2 oktober 2019
Zaaknummer
200.258.562/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte; kort geding; vordering tot ontruiming toegewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 september 2019 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding betreffende een vordering tot ontruiming van een woning. De appellant, die sinds 2015 werd begeleid door het Leger des Heils, was betrokken bij een zorg- en dienstverleningsovereenkomst in combinatie met een huurovereenkomst. Het hof oordeelde dat er een grens is aan de behandelingsmogelijkheden van het Leger des Heils, die door de appellant meermaals is overschreden. De appellant had herhaaldelijk beledigende en bedreigende taal geuit naar medewerkers van het Leger des Heils, ondanks waarschuwingen en afspraken. Het Leger des Heils had de zorg- en dienstverleningsovereenkomst opgezegd, wat leidde tot de vordering tot ontruiming. De voorzieningenrechter had de vordering toegewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat de ernst en frequentie van de beledigingen en bedreigingen de beëindiging van de overeenkomsten rechtvaardigden. De appellant werd in de kosten van het geding verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.258.562/01 SKG
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/661968/KG ZA 19-150
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 september 2019
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J. Pijtak te Amsterdam,
tegen
STICHTING LEGER DES HEILS WELZIJNS- EN GEZONDHEIDSZORG,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en het Leger des Heils genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 17 april 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter), van 21 maart 2019, in kort geding onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen het Leger des Heils als eiseres en [appellant] als gedaagde.
De appeldagvaarding bevat de grieven.
Ter rolle van 30 april 2019 is tegen het Leger des Heils verstek verleend en heeft [appellant] overeenkomstig de dagvaarding van grieven gediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van het Leger des Heils alsnog zal afwijzen, met beslissing over de proceskosten waaronder de nakosten.

2.2. Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder ‘2. De feiten’ de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft daartegen geen grief gericht, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
a. Sinds 7 januari 2015 wordt [appellant] begeleid door het Leger des Heils. Aanvankelijk woonde hij in een zogenaamde schakelwoning aan de [naam straat] en sinds september 2016 in een zogenaamde HAT-woning aan de [adres] . Sinds 1 januari 2018 zijn hierop de door partijen op 20 december 2017 getekende ‘Zorg- en dienstverleningsovereenkomst W&G’ en de op 1 januari 2018 getekende ‘Huurovereenkomst woonruimte met hulp- en zorgbepaling Leger des Heils’ van toepassing. Beide overeenkomsten zijn in eerstgenoemde overeenkomst “onverbrekelijk met elkaar verbonden” verklaard. De woonruimte wordt door het Leger des Heils gehuurd van de Alliantie en onderverhuurd aan [appellant] .
b. In artikel 12 van voormelde zorg- en dienstverleningsovereenkomst is bepaald dat het Leger des Heils de overeenkomst kan opzeggen, onder meer, indien:
“(…)
c) de hulp- en/of zorgvraag van de cliënt zich naar de aard en omvang zodanig ontwikkelt dat van W&G (lees: Leger des Heils; hof) redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat hulp en/of zorg wordt verleend zoals genoemd in deze overeenkomst;
d) één of meer voor de cliënt uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen;
e) sprake is van een andere gewichtige reden, zoals onder meer agressief gedrag of (seksuele) intimidatie door de cliënt jegens de medewerker(s) of andere cliënten (…) of het plegen van een strafbaar feit door de cliënt.”
c. Op 2 augustus 2018 heeft het Leger des Heils de ‘Zorg- en dienstverleningsovereenkomst W&G’ opgezegd omdat [appellant] , ondanks een schriftelijke waarschuwing op 25 juli 2018 om geen beledigende en dreigende e-mails meer te sturen, op 27 en 31 juli 2018 weer dergelijke e-mails aan [X] , medewerkster van het Leger des Heils (hierna: [X] ), heeft gestuurd. Daarbij is hem, met een beroep op de onverbrekelijkheid tussen, kort gezegd, beide overeenkomsten, aangezegd dat hij vanaf 2 augustus 2018 geen woonbegeleiding meer krijgt en dat hij de woning uiterlijk op 1 oktober 2018 moet hebben verlaten.
d. Na bemiddeling door de toenmalige advocaat van [appellant] is de ontruiming opgeschort en is afgesproken dat het Leger des Heils zal proberen de zorg voor [appellant] over te dragen aan HVO Querido en vervolgens ook de verhuur. Daarbij heeft het Leger des Heils schriftelijk op 16 september 2018 als voorwaarden voor deze ‘laatste kans’ gesteld dat [appellant] volledige medewerking zou geven en dat hij zich gedurende het overgangsproces op geen enkele wijze dreigend dan wel intimiderend zou uitlaten naar welke medewerker van het Leger des Heils dan ook. Anders zou direct de weg naar ontruiming worden ingezet.
e. Eind september 2018 heeft het Leger des Heils [appellant] aangemeld bij de zogenaamde gemeentelijke veldtafel voor overdracht van zorg.
f. Op 17 december 2018 heeft [appellant] aan [X] gemaild: “(…) Je bent een nepchristen, een nazihoer en je zal een gewelddadige dood sterven.” Daarop heeft het Leger des Heils, bij brief aan [appellant] van 19 december 2018, het traject beëindigd wegens het schenden van de voorwaarden, de huur opgezegd en [appellant] gesommeerd om de woning uiterlijk op 9 januari 2019 te verlaten, bij gebreke waarvan een ontruimingsprocedure zou worden gestart. Deze datum is later verschoven naar 6 februari 2019 omdat [appellant] tot 22 januari 2019 was gedetineerd.
g. Op 6 februari 2019 heeft [appellant] schriftelijk te kennen gegeven dat hij de woning niet zal verlaten. Daarop heeft het Leger des Heils op 8 februari 2019 aangekondigd een ontruimingsprocedure te zullen starten.

3.Beoordeling

3.1
Het Leger des Heils heeft in de eerste aanleg - samengevat - gevorderd [appellant] te veroordelen tot ontruiming van de woning aan de [adres] . Daartoe heeft het gesteld dat [appellant] in de jaren dat hij contact heeft gehad met het Leger des Heils zowel mondeling als schriftelijk vaak zeer beledigende en dreigende taal heeft geuit tegen diverse medewerkers van het Leger des Heils, vergelijkbaar met het geciteerde e-mailbericht van 17 december 2018 aan [X] . [appellant] is in ieder geval vanaf juli 2018 herhaaldelijk gewaarschuwd dat hij hiermee moest ophouden en dat anders de zorg en de huur zouden worden beëindigd. [appellant] heeft tot in februari 2019 beledigende en bedreigende e-mailberichten aan medewerkers van het Leger des Heils gestuurd.
3.2
De voorzieningenrechter heeft bij het bestreden vonnis de vordering toegewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft daartoe, zakelijk, overwogen dat de ernst, de frequentie en de duur van de beledigingen en bedreigingen door [appellant] aan het adres van diverse medewerkers van het Leger des Heils, gelet op artikel 12 van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst, zonder meer de opzegging ervan rechtvaardigen. Daarmee is ook de beëindiging van de huurovereenkomst gerechtvaardigd omdat in beide overeenkomsten is bepaald dat de hulp- en zorgverlening door de verhuurder en het in huur geven van de woonruimte onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, dat het zorg- en begeleidingselement overheersend is en dat de huurovereenkomst derhalve zal worden beëindigd wanneer de zorg- en dienstverleningsovereenkomst eindigt. Voorts heeft de voorzieningenrechter overwogen dat er een grens is aan de behandelmogelijkheden en aan wat het Leger des Heils nog kan en moet accepteren. Deze grens is, aldus nog steeds de voorzieningenrechter, ondanks herhaalde waarschuwingen en nieuw geboden kansen, ruim overschreden door [appellant] . Daar komt nog bij dat het Leger des Heils voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het zich heeft ingespannen om alternatieven voor [appellant] te vinden door de zorg en huur over te dragen. Dat HVO Querido uiteindelijk, na lezing van het dossier, hiervan heeft afgezien kan het Leger des Heils niet worden verweten. Bij die stand van zaken heeft de voorzieningenrechter het voldoende aannemelijk geacht dat de bodemrechter een vordering tot ontruiming zal toewijzen.
3.3
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] op met twee grieven die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
3.4
Ten aanzien van de beide grieven overweegt het hof het volgende. Uit de stukken en het bestreden vonnis blijkt dat [appellant] in de jaren dat hij contact heeft gehad met het Leger des Heils zeer beledigende en bedreigende taal heeft geuit tegen medewerkers van het Leger des Heils. [appellant] is hier meerdere keren op aangesproken maar dat heeft niet tot verbetering geleid. Het hof is, evenals de voorzieningenrechter, van oordeel dat de ernst, de frequentie en de duur van deze beledigingen en bedreigingen de uiteindelijke opzegging van de zorg- en dienstverleningsovereenkomst op 2 augustus 2018 rechtvaardigen. Vervolgens is op 16 september 2018 aan [appellant] nog een laatste kans gegund, onder de voorwaarden dat [appellant] volledige medewerking zou geven en zich op geen enkele wijze dreigend of intimiderend zou uitlaten naar medewerkers van het Leger des Heils. Op 17 december 2018 heeft [appellant] ook deze voorwaarden geschonden. Uit het bestreden vonnis blijkt dat [appellant] vervolgens tijdens de zitting in eerste aanleg zijn beledigingen en bedreigingen niet heeft willen terugnemen, maar zelfs heeft herhaald. Dat [appellant] in zijn oude gedrag is terug gevallen enkel en alleen omdat het Leger des Heils zich onvoldoende zou hebben ingespannen om voor [appellant] alternatieven voor zorg te vinden acht het hof niet aannemelijk. Ter zitting in eerste aanleg heeft het Leger des Heils bovendien verklaard dat het in november en december 2018 niet heeft stil gezeten maar dat een proces van overname nu eenmaal tijd kost en dat HVO Querido aanvankelijk bereid was de zorg over te nemen maar na bestudering van het dossier niet meer hiertoe bereid bleek. In beroep heeft [appellant] er slechts op gewezen dat het Leger des Heils van dit laatste geen bewijs heeft overgelegd maar voor het overige geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat het Leger des Heils zich niet heeft ingespannen.
3.5
Met de voorzieningenrechter is het hof van oordeel dat er een grens is aan de behandelingsmogelijkheden van het Leger des Heils en wat een dergelijke instelling nog kan en moet accepteren en dat deze grens meer dan eens is overschreden.
Alles overziend komt ook het hof tot de slotsom dat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter een vordering tot ontruiming van [appellant] zal toewijzen.
3.6
De conclusie is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep die tot op heden aan de zijde van het Leger des Heils worden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, E.K. Veldhuijzen van Zanten en E.A. Minderhoud en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 september 2019.