ECLI:NL:GHAMS:2019:3627

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
9 oktober 2019
Zaaknummer
200.252.804/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van appellanten in hoger beroep wegens gebrek aan grieven

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, zijn appellanten niet ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Dit arrest volgt op een eerder tussenarrest van 16 april 2019, waarin het hof al een incident had behandeld. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.J.M. Jaasma, hadden verzocht om uitstel voor het indienen van hun memorie van grieven, maar op de rolzitting van 9 juli 2019 was er wederom geen memorie van grieven ingediend. Hierdoor heeft het hof besloten dat de appellanten niet ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat zij niet hebben voldaan aan de vereisten om grieven in te dienen. Het hof heeft ook de kosten van het hoger beroep, inclusief die van het incident, voor rekening van de appellanten gesteld. De kosten zijn begroot op € 741 aan verschotten en € 1.074 aan salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019 door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.252.804/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 6679657 CV EXPL 18-4318
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 8 oktober 2019
inzake:
1.[appellante 1],
2.[appellante 2],
beiden wonend te [woonplaats],
appellanten in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat: mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Op 16 april 2019 heeft het hof in deze zaak arrest gewezen in een incident ex artikel 351 Rv. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar dat arrest verwezen. Het hof heeft de vordering in het incident afgewezen, de beslissing over de kosten van het incident aangehouden en de zaak naar de rol van 28 mei 2019 verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door appellanten. Bij H5-formulier van 9 mei 2019 hebben appellanten verzocht om uitstel voor het nemen van een memorie van grieven. De zaak is naar de rol van 9 juli 2019 verwezen voor het nemen van memorie van grieven door appellanten. Op deze datum is evenmin van grieven gediend en is verval verleend van het recht van appellanten op het nemen van een memorie van grieven.
Arrest is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

Niet is gebleken dat de in de appeldagvaarding aangevallen beslissing berust op een oneerlijk beding in de zin van Richtlijn 93/13.
Bij gebreke van grieven kunnen appellanten niet worden ontvangen in het hoger beroep.
De kosten van het hoger beroep, inclusief die van het incident, komen voor rekening van appellanten.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart appellanten niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van geïntimeerde begroot op € 741,= aan verschotten en € 1.074,= aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, J.W. Hoekzema en A.R. Sturhoofd en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.