Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Op 4 oktober jl. heeft u cliënt onder een aantal onterechte en zeer pijnlijke verwensingen en plein public mondeling ontslag op staande voet aangezegd.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van [appellant] tegen zijn voormalige werkgever, Bharco Foods B.V. [appellant] had in eerste aanleg verzocht om vernietiging van zijn ontslag op staande voet, toewijzing van een billijke vergoeding en een transitievergoeding. Het hof oordeelde dat de verzoeken van [appellant] niet-ontvankelijk waren vanwege het verstrijken van de geldende vervaltermijnen. Het hof stelde vast dat het ontslag op staande voet op 4 oktober 2018 was verleend en dat de verzoeken tot vernietiging van het ontslag en de verzoeken tot betaling van de vergoedingen binnen de daarvoor geldende termijnen ingediend hadden moeten worden. Het hof oordeelde dat de argumenten van [appellant] over de redelijkheid en billijkheid van de termijnoverschrijding niet opgingen, en dat er geen ruimte was voor bewijslevering over de datum van ontslag, aangezien deze onvoldoende gemotiveerd was betwist. De bestreden beschikking van de kantonrechter werd bekrachtigd, en [appellant] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.