ECLI:NL:GHAMS:2019:4093
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentiële vordering tot niet-ontvankelijkheid in hoger beroep afgewezen; financieel belang voldoende voor ontvankelijkheid
In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, gewezen op 15 maart 2019. De kantonrechter had [appellante] in haar vordering tegen Rodi Media gedeeltelijk in het gelijk gesteld, maar Rodi Media heeft in het hoger beroep een incidentele vordering ingediend om [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren. Rodi Media stelde dat de wettelijke appelgrens van € 1.750,- niet was gehaald, omdat de vordering van [appellante] slechts € 855,45 bedroeg. [appellante] voerde echter aan dat de kosten voor buitengerechtelijke incasso ook in aanmerking genomen moesten worden, waardoor het totaalbedrag boven de appelgrens uitkwam.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen beoordeeld. Het hof oordeelde dat de proceskostenvergoeding, inclusief de buitengerechtelijke kosten, wel degelijk meetellen voor de bepaling van de appellabiliteit. Het hof concludeerde dat de kantonrechter had te beslissen over een vordering die meer dan € 1.750,- bedroeg, en dat [appellante] dus in haar hoger beroep kon worden ontvangen. De beslissing over de proceskosten in het incident werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
De uitspraak van het hof bevestigt dat het financieel belang van de zaak voldoende is voor ontvankelijkheid in hoger beroep, en dat de kosten voor buitengerechtelijke incasso niet buiten beschouwing mogen worden gelaten bij de beoordeling van de appelgrens.