ECLI:NL:GHAMS:2019:4717
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van schade door preventieve detentie na niet-veroordeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg naar aanleiding van zijn preventieve detentie. Het verzoekschrift was op 30 augustus 2019 ingediend en betrof schade die verzoeker stelde te hebben geleden als gevolg van zijn ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 23-002911-17. Verzoeker vroeg om vergoeding van verschillende schadeposten, waaronder immateriële schade, inkomstenderving, tijdverzuim en reiskosten. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 december 2019 was verzoeker niet aanwezig.
Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak op 28 mei 2019 was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De beoordeling van het verzoek om schadevergoeding is gedaan op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van een schadevergoeding van € 105,00 voor immateriële schade. Echter, de verzoeken voor inkomstenderving en andere schadeposten werden afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd dat hij daadwerkelijk schade had geleden.
De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker een totale schadevergoeding van € 675,02 wordt toegekend, waarvan € 105,00 op basis van artikel 89 Sv en € 570,02 op basis van artikel 591a Sv. Het hof heeft de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker bevolen en de tenuitvoerlegging van de beschikking geregeld.