ECLI:NL:GHAMS:2019:4717

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2019
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
001084-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van schade door preventieve detentie na niet-veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 december 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, die schadevergoeding vroeg naar aanleiding van zijn preventieve detentie. Het verzoekschrift was op 30 augustus 2019 ingediend en betrof schade die verzoeker stelde te hebben geleden als gevolg van zijn ondergane verzekering in de strafzaak met parketnummer 23-002911-17. Verzoeker vroeg om vergoeding van verschillende schadeposten, waaronder immateriële schade, inkomstenderving, tijdverzuim en reiskosten. Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 december 2019 was verzoeker niet aanwezig.

Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak op 28 mei 2019 was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De beoordeling van het verzoek om schadevergoeding is gedaan op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van een schadevergoeding van € 105,00 voor immateriële schade. Echter, de verzoeken voor inkomstenderving en andere schadeposten werden afgewezen, omdat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd dat hij daadwerkelijk schade had geleden.

De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker een totale schadevergoeding van € 675,02 wordt toegekend, waarvan € 105,00 op basis van artikel 89 Sv en € 570,02 op basis van artikel 591a Sv. Het hof heeft de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker bevolen en de tenuitvoerlegging van de beschikking geregeld.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001084-19 (89 Sv) en 001083-19 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002911-17
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. J. Veltheer,
[adres].

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 30 augustus 2019 ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 4 december 2019 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 105,00;
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van inkomstenderving door die ondergane verzekering ten bedrage van € 80,72;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep ten bedrage van € 161,44;
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 20,02;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 550,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 28 mei 2019 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 89 Sv
Ad a.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toewijzing van het verzoek.
Ad b.
Verzoeker stelt dat hij op de dag dat hij in verzekering heeft gezeten vrij heeft moeten nemen zodat sprake is van inkomstenderving die voor vergoeding in aanmerking komt.
De forfaitaire bedragen ter vergoeding van schade door preventieve detentie na niet-veroordeling, zoals die in de oriëntatiepunten en aanbevelingen van het LOVS zijn opgenomen, worden geacht de immateriële schade te betreffen. Indien gesteld en deugdelijk onderbouwd kunnen hogere bedragen worden toegekend en kan ook materiële schade, zoals inkomstenderving, worden vergoed (Hof Den Haag, 18 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4159)
In casu heeft verzoeker een salarisspecificatie overgelegd. Hieruit kan het hof weliswaar opmaken dat verzoeker een inkomen genoot maar niet dat hij op de dag van zijn detentie (ook) moest werken en daarom vrij heeft moeten nemen. Het verzoek is naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
Ad c.
Verzoeker stel dat hij vrij heeft moeten nemen op de dag van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en eveneens op de dag van de zitting in hoger beroep, zodat sprake is van inkomstenderving die voor vergoeding in aanmerking komt.
Verzoeker heeft slechts salarisspecificaties overgelegd. Deze specificaties zien bovendien op andere tijdvakken dan die waarin de terechtzittingen in beide instanties hebben plaatsgevonden. Het verzoek is ook op dit punt onvoldoende onderbouwd en wordt daarom afgewezen.
Ad d. en e.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toewijzing van het verzoek.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 105,00 (honderdvijf euro).
Kent op de voet van artikel 591a Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 570,02 (vijfhonderdzeventig euro en twee cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, P.F.E. Geerlings en M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 24 december 2019.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 675,02 (zeshonderdvijfenzeventig euro en twee cent) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. Stichting Derdengelden Van Kouterik o.v.v. schadevergoeding [verzoeker].
Amsterdam, 24 december 2019.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.