ECLI:NL:GHAMS:2019:4835

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2019
Publicatiedatum
12 februari 2020
Zaaknummer
23-000541-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld in vereniging te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998, was beschuldigd van diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 9 april 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van een tas van de aangever, waarbij geweld en bedreiging met een mes zijn gebruikt. Het hof heeft de verklaringen van de getuigen en de aangever als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondanks het verweer van de verdachte dat hij niet op de plaats delict was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander de tas van de aangever heeft weggenomen, waarbij geweld is gebruikt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar zeven maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal met geweld en heeft de eerdere veroordeling vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000541-19
datum uitspraak: 20 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 december 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-167621-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met daarin onder andere een portemonnee, bankpassen, sleutels, id kaart en een zonnebril), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
  • op/tegen de voeten, in elk op/tegen het lichaam, van voornoemde [aangever] heeft geschopt en/of getrapt (waardoor voornoemde [aangever] ten val kwam) en/of
  • een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of
  • een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, op/tegen het been, in elk geval op/tegen het lichaam, van voornoemde [aangever] heeft gezet en/of gehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017075167-1 van 10 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s A1-A6.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op
9 april 2017 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de aangever
[aangever] :
Ik was op 9 april 2017 op een feest van mijn [naam] in de Bijlmer(het hof begrijpt: Amsterdam)
. Ik ben daar rond 22.40 uur wegegaan. Ik liep richting de Campus op de Dalsteindreef. Ik droeg mijn tas. Achter mij liepen twee mannen die ik op het feestje had gezien. Een van hen zit bij mij op school, en ik ken hem als ‘ [verdachte] ’. Hij is een negroïde jongen met normaal postuur, van ongeveer 1.75 meter lang. Hij heeft zwart haar en was die dag gekleed in een zwarte pet met witte letters NY, een zwarte jas, een wit t-shirt en een blauwe spijkerbroek met gaten. De tweede persoon ken ik als [medeverdachte] .
De twee mannen gingen voor mij staan en [medeverdachte] zei mij de tas af te geven, terwijl hij aan de tas trok. Hij trapte tegen mijn voeten, waardoor ik viel. Ik zag dat ‘ [verdachte] ’ een mes van 10-15 centimeter in zijn hand had en ik zag en voelde dat hij het tegen mijn bovenbeen zette. De mannen zijn daarna weggerend en hebben de volgende spullen meegenomen: een zwarte Louis Vutton schoudertas, een bruine leren Louis Vutton portemonnee, twee bankpassen, sleutels, een zonnebril, mijn identiteitskaart, mijn ov-chipkaart, een iPhone-oplader, een borstel en een haarkam. Ik ben vervolgens snel naar het feest teruggegaan.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017075167-13 van 24 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s A17-A19.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 april 2017 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de getuige [getuige] :
Op 9 april 2017 was het feestje van mijn [naam] . [verdachte] , [medeverdachte] en [aangever](het hof begrijpt: [aangever] )
waren op het feest. Na 22.00 uur ging [aangever] weg van het feest. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] achter hem aanliepen. Dat was vreemd, want [verdachte] en [medeverdachte] werden verwacht bij ons te blijven tot na 24.00 uur om te proosten op de verjaardag. Even later kwam [aangever] overstuur terug op het feest en zei hij dat hij door twee jongens van het feest beroofd was van zijn tas. [aangever] wees toen op een foto aan wie het was, die hem had beroofd van zijn tas en daaruit werd duidelijk dat dit [medeverdachte] was. Diegene die het mes tegen hem had gezet, stond op een foto van het feestje en dat bleek [verdachte] te zijn. Vriendinnen van mijn [naam] zeiden dat [medeverdachte] en [verdachte] tegen elkaar hadden gezegd: ‘Kom we gaan zijn tas pakken en zijn schoenen’, en dat [verdachte] en [medeverdachte] daarna achter [aangever] aan gingen. Mijn zoon heeft aan de telefoon met [medeverdachte] en [verdachte] gesproken. Zij zeiden tegen mijn zoon: ‘We komen die tas terugbrengen’. Dat hebben ze niet gedaan.
3. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017075167-14 van 25 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s B11-B25.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 april 2017 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van de verdachte
[verdachte] :
Ik was op het feestje van [naam] . Ik kwam daar tussen 19.00 en 20.00 uur. Ik ben rond tien uur, half elf daar weggegaan.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gevorderd de verdachte vrij te spreken wegens een gebrek aan bewijs.
De raadsvrouw heeft eveneens verzocht de verdachte vrij te spreken en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte is alleen van het feestje vertrokken en is vervolgens naar zijn vriendin gegaan. Dit wordt bevestigd door de historische telecommunicatiegegevens waaruit blijkt dat de telefoon van de verdachte een zendmast heeft aangestraald die dichter in de buurt van de woning van zijn vriendin stond dan de locatie van de beroving en dat de verdachte en de medeverdachte ver van elkaar verwijderd waren. De ‘bekennende’ verklaringen van de verdachte zijn slechts van horen zeggen, zodat deze niet betrouwbaar zijn.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen, nu deze op essentiële punten zowel innerlijk als ten opzichte van elkaar voldoende consistent zijn en de aangever ook een gedetailleerd signalement heeft gegeven van de verdachte en zijn mededader. Op basis van deze verklaringen staat voor het hof vast dat de verdachte en de mededader zich de tas van de aangever met geweld en de bedreiging van geweld hebben toegeëigend. De verklaring van de verdachte dat hij het feest alleen heeft verlaten en zich niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde wordt dan ook als ongeloofwaardig terzijde geschoven. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld kan uit de historische telecomgegevens ook niet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van het feit niet op de plaats-delict was, aangezien zijn telefoon uitgeschakeld stond. De verweren worden verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 april 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin onder andere een portemonnee, bankpassen, sleutels, ID-kaart en een zonnebril, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat zij, verdachte en zijn mededader, tegen de voeten van voornoemde [aangever] hebben geschopt waardoor voornoemde [aangever] ten val kwam en een mes hebben getoond en op het been van voornoemde [aangever] hebben gezet en gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in bovenstaande bewijsmiddelen zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten laste gelegde bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met een ander, in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan een gewapende beroving op straat. Zij hebben het slachtoffer met geweld op de grond gewerkt, hem bedreigd met een mes en zijn tas afgenomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het eigendomsrecht van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten langdurig de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De verdachte heeft verder aan deze nadelige gevolgen bijgedragen door het slachtoffer enige tijd na het feit op te zoeken op school en met hem contact over de diefstal te zoeken. Daarnaast veroorzaken bij uitstek feiten als het onderhavige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof houdt er rekening mee dat de verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 oktober 2019 niet eerder voor een strafbaar feit onherroepelijk is veroordeeld. Het hof heeft acht geslagen op straffen die voor straatroof met licht geweld plegen te worden opgelegd, in het geval geen sprake is van recidive, en die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. In de omstandigheid dat het feit in vereniging is gepleegd ziet het hof aanleiding een zwaardere straf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zeven maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M. Jurgens, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 november 2019.=========================================================================
[…]